100 jaar stagiairs bij het Nationaal Archief

  • jul 2012
  • Verwijderde gebruiker
  • ·
  • Aangepast 27 jun
  • 4
  • 95
Verwijderde gebruiker
KIA Community
  • Christian van der Ven

Een beetje off topic, maar och, het is hoogzomer en dus komkommertijd. Het mag hier dus wel even.

Honderd jaar geleden, in 1912, waren de eerste stagiairs in het Algemeen Rijksarchief werkzaam. In zijn jaarverslag verwoordde de toen net benoemde algemene rijksarchivaris, R. Fruin, het zo: "Een derde punt, waarop ik hier nog de aandacht heb te vestigen, is dit, dat ik aan verscheidene personen heb toegestaan als volontairs op het Algemeen Rijksarchief werkzaam te zijn, daarbij als voorwaarde stellende, dat zij zich in alle opzichten als ambtenaren hebben te beschouwen." Nou ja, in alle opzichten. Niet wat de betaling betreft, want de volontairs ontvingen geen enkele betaling voor hun werkzaamheden. Het doel van deze volontairs was het verwerven van enige vakbekwaamheid en dan een aanstelling bij het archief. De maanden, soms jaren, van onbezoldigde arbeid beschouwden ze als een investering in hun toekomst. De gehonoreerde volontairs verschenen pas in het begin van de jaren zestig ten tonele. En vanaf 1969, toen de Rijksarchiefschool werd los gemaakt van het Algemeen Rijksarchief, werden de volontairs, al dan niet betaald, stagiairs genoemd. En zo kennen we ze nog, zij het in veel geringere aantallen dan tijdens de bloei van de Rijksarchiefschool.

Als eersten werden als volontair toegelaten mej. dra S.W.A. Drossaers, jhr mr Th. van Reineck Leyssius, jhr mr A.H. Martens van Sevenhoven en tenslotte mej. P. Beydals. En inderdaad, het lukte. Alle vier zijn vrij spoedig aan een betaalde functie bij het Algemeen Rijksarchief geraakt.

Leyssius was de eerste die per 1 januari 1913 betaald kreeg voor zijn werk aan de Zuid-Hollandse gemeente- en waterschapsarchieven. Die betaling werd vergoed door Gedeputeerde Staten, zodat hij als voorganger van de provinciale archiefinspecteur in Zuid-Holland is te beschouwen. Juffrouw Beydals kreeg in de loop van 1913 een tijdelijke betrekking bij de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis, waarvan het bureau overigens in het gebouw van het Algemeen Rijksarchief was gevestigd. Een jaar later werd zij de eerste ambtenaar die met het beheer van de archiefbibliotheek belast werd. Zij bleef overigens niet lang, want in 1917 nam ze ontslag. Later is ze werkzaam geweest bij het Gemeentearchief Delft en als directrice van het Historisch Museum Rotterdam. Martens was de derde die een vaste functie verwierf, maar niet in Den Haag. In 1914 werd hij aangesteld als commies bij het Rijksarchief in Gelderland te Arnhem. Later is hij daar ook rijksarchivaris geweest. Juffrouw Drossaers verwierf als laatste van het viertal een vaste functie. In 1915 werd ze aangesteld als adjunct-commies bij het Algemeen Rijksarchief. Ze verwierf bekendheid met de inventarisatie van de oudste delen van de archieven van de Nassause Domeinraad. Zij heeft dus drie jaar onbetaald als volontair gewerkt. Deze eerste vier zijn dus goed terecht gekomen. Dat kan niet van alle latere volontairs en stagiairs gezegd worden.

Wat opvalt aan dit viertal is dat ze categorieën personeel vertegenwoordigen die thans niet meer werkzaam zijn in het archiefwezen. Het zijn de "juffrouwen" en de "jonkheren". Beide categorieën waren in de jaren tussen de twee wereldoorlogen en zelfs in de decennia erna oververtegenwoordigd in ons vak. Uiteraard werken er nu veel vrouwen in het archiefwezen, meer dan ooit, maar die worden geen "juffrouw" meer genoemd. Velen van hen zijn getrouwd, en ook de ongetrouwde dames heten gewoon mevrouw. De laatste die zich nadrukkelijk mejuffrouw liet noemen was mijn collega proxima Francien van Anrooij. Ook de jonkheren en personen met een andere adellijke titel of predicaat zijn zo goed als verdwenen. En er zijn er heel wat werkzaam geweest.

Over de geschiedenis van ons vak, en onze vakgenoten is wel het een en ander geschreven, maar een samenvattend overzicht bestaat nog niet. Mogelijk gaat Erika Hokke daaraan een bijdrage leveren. Nu kijken we even terug en waarderen we al het werk dat de tientallen volontairs en stagiairs, veelal onbetaald, hebben verricht. Veel archieven zouden niet zijn ontsloten zonder de inzet van deze mensen. Sporen van hun werk zijn terug te vinden in de Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven en in de latere jaarverslagen, voor zover het de Rijksarchiefdienst betreft. Bij de gemeentearchieven zal het niet anders zijn gegaan.

Reacties

4 reacties, meest recent: 30 augustus 2012
  • Mooi stuk, Henny. Leuke 'geschiedenisles' weer!

    Als het daarover gaat, dan hebben archieven hoe dan ook veel te danken aan onbetaalde krachten. De door jou al genoemde volontairs en stagiairs, maar ik denk ook aan de vele vrijwilligers die al tientallen jaren akten indiceren, foto's beschrijven en archieven verpakken.

    Wat die volontairs betreft: niet alleen begonnen veel collega's hun leven in het archiefwezen met het onbetaald verrichten van werkzaamheden, veel collega's sloten zo ook hun loopbaan af. Ik ken veel voorbeelden van collega's die na hun pensionering dezelfde (of min of meer dezelfde) werkzaamheden bleven uitvoeren, maar dan als vrijwilliger. Op het BHIC worden bijvoorbeeld op die manier op dit moment de archieven van lokale schepenbankarchieven onder handen genomen.

    Maar van adel zullen we er wel niet door worden. ;-)

    Christian van der Ven
  • Leuk stuk Henny en goed om te horen dat er een overzicht geschreven zal worden over de geschiedenis van het vak.

    Ook ik ben indertijd als volontair begonnen bij het Nationaal Archief, al ben ik dan geen juffrouw ;-)

    Verwijderde gebruiker
  • Ik ben, weliswaar met archiefdiploma oude stijl, ook als vrijwilliger (helaas heette dat geen volontair (meer?) in gemeenteland) maar zeker geen jonkheer, begonnen bij het toenmalige gemeentearchief van Tilburg. Daarmee pas ik, naar zich na het lezen van jouw blogpost laat aanzien, in een oude traditie. Altijd goed om te weten :)

    Verwijderde gebruiker
  • Er is toch wel een verschil tussen de volontairs en de vrijwilligers. De volontairs hadden als doel om het archiefvak in te gaan. Dat waren dus meestal - niet altijd - jonge mensen. Vrijwilligers doen nuttige zaken voor en in het archief, vooral als zinvolle vrijtijdsbesteding. Het zijn meestal - niet altijd - wat oudere mensen, die over veel vrije tijd beschikken. Dit onderscheid, dat er natuurllijk nog steeds is, wordt niet meer op deze wijze in het woordgebruik tot uiting gebracht. De vrijwilligers zijn vrijwilligers en de volontairs zijn nu stagiairs, of ze nu bezoldigd zijn of niet.

    Ikzelf ben als bezoldigd stagiair begonnen. En ik vóelde me rijk met mijn eerste salaris ...

     

     

    Verwijderde gebruiker

Trefwoorden