Studiedag over nieuwe media
Afgelopen maandag organiseerden mijn collega's en ik een studiedag over nieuwe media in het Museum van...
Update 4-1-2021: Ik werd er op gewezen dat de verwijzing naar het Centraal Monumenten Archief van de RCE niet klopte. Dat heb ik aangepast in Panddossiers.
Handboeken Vervanging (HBV's) zijn bedoeld om de methodiek van vervanging bij een zorgdrager vast te leggen. Het dient, kort gezegd, als handleiding voor de vervanging zelf en voor het afleggen van verantwoording over de mate van authenticiteit van 'het nieuwe origineel'.
In zo'n HBV is het de bedoeling dat een zorgdrager aangeeft welke stukken uitgezonderd zijn van het vervangingsproces. Dit materiaal blijft dus in de oude originele vorm bewaard.
In veel HBV's kom ik de uitzondering 'bouwtekeningen van monumenten' tegen. En daar gaat mijn vraag over, in de vorm van deze blog: waarom is deze categorie uitgezonderd van vervanging?
De Handreiking Vervanging Archiefbescheiden (verzie 2.0, van het Nationaal Archief) benoemt in de paragrafen 2.2.8 en 2.2.9 drie groepen van mogelijke uitzonderingsgronden:
1. Het gaat om zaken die bij reproductie niet of zeer moeilijk zichtbaar (te maken) zijn. Opname van metadata over deze kenmerken kan het verlies van dergelijke informatie verzachten maar nooit geheel compenseren. Voorbeelden zijn:
driedimensionale kenmerken, zoals opgedrukte zegels, bindwijzen, doorgedrukte type-letters en dergelijke;
kleurgebruik dat van betekenis is voor het proces;
ge(waar)merkt of afwijkend papier, bijvoorbeeld met watermerk of steunkleur;
moeilijk zichtbare officiële kenmerken, bijvoorbeeld hologrammen;
uiterlijke kenmerken die van belang zijn voor de kennis van technologische ontwikkelingen;
esthetische of artistieke waarde van de verschijningsvorm.
2. Ook de volgende kenmerken van de verschijningsvorm kunnen relevant zijn:
geur;
structuur en chemische samenstelling van het papier en de inkt;
watermerken;
methoden waarop het document is gebonden;
gewicht;
sporen van andere gebruikers die belangrijk kunnen zijn.
3. Daarnaast kan de historische context van een archiefstuk een reden zijn om bepaalde documenten niet te vervangen:
de verschijningsvorm geef onvervangbare contextuele informatie, bijvoorbeeld foto’s in een gedenkalbum of stukken op afwijkend papier;
het betref bijzondere bescheiden met betrekking tot historisch belangrijke personen, gebeurtenissen, plaatsen, zaken of voorwerpen;
hoge ouderdom en/of zeldzaamheidswaarde van het origineel (denk aan de Akte van Abdicate van koningin Beatrix of aan het verdrag met een zusterstad).
Oké, ik begrijp die uitzonderingen. Ze gelden niet altijd (bijvoorbeeld: als je op de juiste manier in kleur scant, dan verlies je geen kleurgebruik dat van betekenis is voor het proces), maar in de meeste gevallen zullen ze een overweging waard zijn.
Maar nu die bouwtekeningen van monumenten:
Onder welke van de bovenstaande uitzonderingen laten we die vallen?
Hoe ver gaan we daar mee?
Laten we voor het gemak even uitgaan van bouwtekeningen van monumenten na 1900, met een normaal verloop van het bouwvergunningproces en een goede vervangingsprocedure in kleur. Ik neem aan dat dat veel voorkomend zal zijn bij de huidige vervangingstrajecten op dat gebied.
Welke uitzonderingsgronden kunnen er dan gelden? Ik kom bij het gros van die bouwtekeningen tot deze twee:
Esthetische of artistieke waarde van de verschijningsvorm;
Bijzondere bescheiden met betrekking tot historisch belangrijke personen, gebeurtenissen, plaatsen, zaken of voorwerpen.
Maar kan je die zomaar als generieke uitzonderingsgrond op een hele redactionele vorm binnen een werkproces loslaten? In dit proces durf ik de stelling wel aan dat, neutraal bezien, de verschijningsvorm van de gemiddelde blauwdruk of bouwtekening geen esthetische of artistieke waarde zal hebben. Voor zover je esthetiek en artisticiteit neutraal kunt bezien, natuurlijk.
De tweede uitzondering maakt dan meer kans; er bestaat immers een relatie tussen het gebouw en historisch belangrijke personen, gebeurtenissen, plaatsen, zaken of voorwerpen, anders was het niet als monument aangewezen. Niettemin komt het over als willekeur om dit uitgangspunt generiek toe te passen. Er zijn zo veel archiefstukken de een betrekking hebben met historisch belangrijke personen enz. en die zonderen we ook niet uit van vervanging, omdat het bewaren van het oude origineel weinig tot geen meerwaarde heeft. Immers, vervanging is geen vernietiging van de inhoudelijke informatie, maar van de oude informatiedrager.
En als we in dit geval wel vinden dat deze uitzondering generiek toegepast kan worden, hoe gaan we dan om met het vervolg? Is het nu zo dat we alle overige, vervolgtekeningen van een monument ook uitzonderen? Ook die van de 50 jaar later gebouwde carport? Nog steeds worden er omgevingsvergunningen (de opvolger van de bouwvergunning) op papier ingediend en afgehandeld, dus dit loopt nog wel even door. Of zonderen we alleen de originele tekeningen uit? Dat is dan weer ingewikkeld als de belangrijkste elementen voor de monumentale status gebaseerd zijn op latere aanpassingen.
Opvallend is in dit geval het vervangingstraject bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), dat oa de Panddossiers vanaf 1920 bijna volledig heeft vervangingen. De uitzonderingen benoemd in het HBV waren minimaal en gingen niet over de bouwtekeningen: het ging om de Schetsboekjes Mulder, een historisch bestand aan originele schetsen van bouwwerken, van rond 1900. Daarbij kan ik me voorstellen dat de verschijningsvorm onvervangbare contextuele informatie geeft dan wel een esthetische of artistieke waarde hebben.
Ik heb het vermoeden dat de regel van de monumentenbouwtekening als uitzondering stamt uit de vervanging-door-microverfilming-tijd. Dat was geen geweldige manier om niet-tekstuele archiefstukken te vervangen en het risico op onvoldoende interpreteerbare informatie (bijvoorbeeld voor een restauratie) was niet denkbeeldig. Maar ik vraag me af of dit uitgangspunt wel zinvol is bij de huidige opties voor vervanging.
Zinvoller lijkt het me om tekeningen van bekende/baanbrekende architecten uit te zonderen. Die tekeningen zijn van zijn of haar hand en dan kan ik me voorstellen dat het een intrinsieke waarde heeft. En daarbij kan het dus over allerlei bouwwerken gaan: van ministerie tot elektriciteitshuisje.
Dit levert uiteraard meer werk op: er moet een lijst van uit te zonderen architecten komen en er moet een overzicht zijn van de bouwdossiers waar deze architect in voor komt. Maar het levert ook een logisch fysiek beheer op, met inderdaad een meerwaarde.
We stoppen met het generiek aanwijzen van monumentenbouwtekeningen als uitzondering op vervanging en we richten ons op een meer inhoudelijke, contextuele vorm van uitzonderen.
Wat vinden jullie?
Reacties
Ah, goeie ouwe tijd! Bouwtekeningen moeten natuurlijk al de nodige jaren digitaal worden ingediend via het OLO, dus dit gaat vooral over de wat oudere archieven. Niet echt mijn wereld, maar ik heb er in een vorige functie wel mee te maken gehad.
Toen ik een jaar of tien terug bezig was met het digitaliseren van ons bouwarchief, had een beleidsmedewerker van de monumentenafdeling een lijst voor ons gemaakt met toonaangevende architecten. De bedoeling was inderdaad om tekeningen van die architecten na digitalisering ook op papier te blijven bewaren vanwege de museale waarde. Eigenlijk weet ik niet of dat ook daadwerkelijk gebeurd is, want het project was nog lang niet afgerond toen ik naar een nieuwe baan vertrok. Ik werkte destijds voor een Amsterdams stadsdeel met een hoop monumentale panden zoals het Rijksmuseum. Ontworpen door Cuypers, zeker niet de minste...
Panden die nu nog geen monument zijn, worden mogelijk in de toekomst alsnog als monument aangewezen. En als de vervanging daarvoor al heeft plaatsgevonden dan ben je dus te laat. Maar zoals gezegd: we leven al een tijdje in een digitale wereld, dus dit vraagstuk lost zichzelf wel op na verloop van tijd.
Klopt Rens, uiteindelijk sterft het hele concept vervanging natuurlijk uit. Maar ook nu nog kan je een omgevingsvergunning op papier indienen. Het OLO heeft daar zelfs ondersteuning voor.
En je wil de gemeentes de kost niet geven de alles uitdraaien vanuit het OLO om het dan op papier af te handelen.
Niettemin: als ik het goed begrijp ging het bij jouw Amsterdams stadsdeel dus ook om de architecten en niet om de status van de gebouwen. Was in Hilversum 20 jaar geleden ook zo: alles van Dudok, Cuypers en Duiker werd uitgezonderd (toegegeven, allemaal hadden ze een monumentale status). Toch zie je in veel handboeken vervanging niet snel een lijst met architecten staan.
Maar goed, volgens mij zijn we het.met elkaar eens 🙂
Hoi Chido,
Het digitaliseren van bouwtekeningen, of het nou om monumenten gaat of niet, mag van mij gewoon doorgaan. Vervanging daarentegen maakt mij minder enthousiast vanwege een heel praktisch punt: dergelijke tekeningen hebben de onhebbelijkheid nogal groot te zijn, heel vaak (veel) groter dan A3. Een normaal beeldscherm kan dat niet behappen, je ziet dan nooit de tekening schaal 1:1 in zijn volledigheid. Dit geldt overigens niet alleen voor (bouw)tekeningen maar voor alle stukken die een wat groter formaat hebben. Voor tekst is dat niet altijd bezwaarlijk, voor niet-tekstuele stukken wél: er is dan informatieverlies door het niet in één keer volledig kunnen zien van het stuk.
Ik pleit er daarom voor om stukken die groter zijn dan A3 en die in een selectielijst voor bewaring zijn aangewezen nimmer te vervangen om te voorkomen dat er informatieverlies optreedt.
Dag Aike,
Een uitzondering op basis van formaat en functioneel gebruik, dus. Dat wordt eigenlijk niet genoemd in de lijst van uitzonderingen. Op zich kan je iets natuurlijk weer op origineel formaat afdrukken, maar het is wel onhandig.
Overigens heb ik gisteren een scherm van 43 inch geprobeerd en dan zie je wel heel veel, hoor ;-)
Dag Chido,
Helemaal mee eens! Mogelijke oplossing voor het probleem: bewaar de geselecteerde bouwdossiers na de vervanging als kopie. De Provinciale archiefinspectie Noord-Holland kon hiermee instemmen. Wij betrekken hierbij de historische verenigingen van de betrokken gemeenten.
@ Aike: mijn ervaring met tekeningen is dat ze na verloop van tijd uit elkaar vallen vanwege het vele vouwen. Al zeker de tekeningen op doorzichtig papier (calques), maar ook de blauwdrukken. De blauwdrukken zijn, ironisch genoeg, al kopieën van originele calques. Dus eigenlijk niets nieuws onder de zon :-)
Groet, Roland
Dag Roland,
Dus in de situatie die jij beschrijft, krijgt het papieren origineel na vervanging de status van kopie? Dat lijkt me wel even puzzelen, qua Archiefwet. Daarin staat letterlijk "ten einde te vernietigen".
Wat mij betreft passen we de Archiefwet op dit punt aan hoor, maar hoe heeft de PAI Noord-Holland dat rechtgetrokken?
En is het nu zo dat jullie als archiefdienst de papieren kopieën dus ook niet opnemen in de collectie?
Beste Chido,
Het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de RCE is een archeologisch archief en bevat geen bouwtekeningen. Dit archief is overigens niet vervangen onder het Handboek Vervanging waar je naar refereert.
Verder ben ik het eens met het standpunt dat het wenselijk is dat er (digitale) kopieën van bouwtekeningen voor gebruik gemaakt mogen worden om de originelen te preserveren. Daarnaast is het, mijn inziens, noodzakelijk een 1:1 weergave te hebben om de tekening in zijn geheel, op ware tekengrootte te kunnen overzien.
Met vriendelijke groet,
Laura Peters
Beste Laura,
Ik verwijs inderdaad naar het verkeerde archief! Dat moeten de Panddossiers vanaf 1920 zijn (zitten nu in het Rijksmonumentenregister, dacht ik). Daar zitten wel tekeningen in en ik kom die niet tegen op de lijst van uitzonderingen.
De vervangen tekening op ware grootte te kunnen zien is op verschillende manieren te verhelpen. Bijvoorbeeld door grotere projectieschermen te gebruiken (dat heeft het voordeel dat je, naast de 1 op 1 weergave, bijvoorbeeld ook kunt inzoomen) of door de tekening af te drukken met een speciale bouwtekeningenprinter.
Hi Chido,
Bij het Nieuwe Instituut staat een "digitale tafel", een horizontaal beeldscherm, zeg maar. Dat lijkt mij een leuke oplossing voor het bekijken van bouwtekeningen in z'n geheel, maar niet iets wat mensen thuis makkelijk aanschaffen, uiteraard. :-)
De pandsdossiers voor 1986 zijn niet vervangen, o.a. omdat er veel materiaal met historische waarde in zit, en zijn daarom niet als uitzondering genoemd. Die van na 1986 zijn wel vervangen, inclusief (digital born) bouwtekeningen.
Groeten,
Laura
De mensen thuis krijgen sowieso een kopie, of digitaal (dan moeten ze het zelf laten printen als ze dat willen) of afgedrukt met zo'n bouwtekeningenprinter. Althans, zo werkt het bij gemeentes.
Vreemd dat die panddossiers vanaf 1920 dan in het handboek vervanging genoemd worden.
Ghido, leuke en interessante discussie heb je me voor weten te interesseren. Zie ik naar mijn smaak te weinig op dit platform.
Je zette me als beheerder van een monument (het Achterhuis) met de titel wel op het verkeerde been. Maar mijn associatie doortrekkend, vraag ik me nu af of er in de Erfgoedwet ook iets staat over vervanging. Weet iemand dat?