Hoe meer zielen hoe meer vreugd? Leve de Mormonen!
Op de jonge leeftijd van 22 jaar begon schrijver Willem Frederik Hermans (1921-1995), midden in de Twe...
Mijn afscheidscollege (28 mei 15.00 in de aula in Amsterdam) krijgt de titel "Levend archief". Ik wil daarin o.m. de performativiteit van archief/archiefstukken aan de orde stellen, d.w.z. archief(stukken) die zelf "ageren", bijvoorbeeld doordat ze middelpunt van een ritueel of ceremonie zijn. Maar ook vele (zo niet: zeer vele) digitale records ageren zelf, al dan niet in reactie op hun omgeving. Dat laatste brengt me natuurlijk bij Web 2.0.Ideeën, commentaar en tips zijn welkom!Eric Ketelaar
Reacties
Het klinkt me als spannend in de oren... en ik voel dat ik moet reageren... maar begrijp tegelijkertijd niet helemaal wat het idee van agerende archiefstukken inhoudt. Eric, kun je een voorbeeld geven?
In 1451 rebelleren de burgers van Gent tegen de hertog van Boergondie. Uit het stadsarchief in het Belfort worden oude priviliges gehaald die aan de op de Groenmarkt verzamelde menigte worden voorgelezen. Zo doende krigen de archiefstukken door het openbare voorlezen een dynamiek, ze ggaan als het ware " werken". In de digitale wereld " werken" digitale records natuurlijk ook, als onderdeel van hun functionaliteit. Ik probeer tussen het eerste en het tweede verband te leggen. Eric
Oké, dank voor het voorbeeld. Ik begin het te begrijpen. Misschien iets als het volgende: op onze website worden soms foto's geplaatst of scans van archiefstukken, als onderdeel van een verhaal van iemand. Nu zijn de foto's natuurlijk niet echt archiefstukken, maar om de foto's heen ontstaan hele discussies over vroeger, soms zelfs met inbreng van overzee erbij. Ook mensen die elkaar zo weer ontmoeten. Misschien is een sterker voorbeeld de website Footnote, waar ze veel gedigitaliseerde archiefstukken publiceren. Zelf vind ik de Vietnam War Memorial erg mooi, waarbij digitalisering ervoor heeft gezorgd dat sommige mensen bijvoorbeeld eindelijk hun overleden oud-legermaatjes terugvonden. De digitale muur speelt een rol in het rouwproces, het verwerkingsproces van Amerika en de Vietnamoorlog zelfs. Maar misschien is dat nog niet precies wat je bedoelt. Zijn er geen recente voorbeelden van digitaal archief, die hebben gezorgd voor een politieke rel of maatschappelijke discussie of zo? Dossiers die plots boven water kwamen of iets dergelijks... Ik kan zo snel geen concreet voorbeeld bedenken, maar krantenarchieven of Google kunnen misschien helpen.
Voldoen de e-mails van Oliver North in de Iran-Contra affair?artikel op wikipediaVolgens mij de eerste keer dat e-mail in de bewijsvoering een belangrijke rol speelde. Website met de documenten over deze zaak: National Security ArchiveÉén van de bewuste e-mails
We leren dat archief "procesgebonden informatie" is, maar ik wil nog een stapje verder gaan: in vele gevallen triggert het archief(stuk) een werkproces, soms zelfs IS het archief(stuk) het werkproces. Wanneer in het zogenaamd moderne "zaaksgewijs" werken een aanvraag via een digitaal kanaal binnenkomt, triggert die aanvraag de start van de zaak. Eric
Maar in hoeverre verschilt dit dan van bijvoorbeeld een aanvraag op papier, die je in de brievenbus bij de gemeente gooit? Met andere woorden: wat maakt die digitale situatie dan zo uniek? Er zijn immers al veel instanties die online aanvragen laten insturen van diverse zaken of online andere werkprocessen in gang laten zetten. De ene keer vraag je een reisdocument aan, de andere keer vul je je meterstanden in.
Zijn de voorbeelden die je zoekt met name gericht op hergebruik van archiefstukken/archief buiten de context waarin ze zijn ontstaan? Dat lijkt me in een digitale situatie inderdaad veelvuldig voorkomen. Een voorbeeld is denk ik het besluit van het gemeentebestuur van de WOZ waarde van huizen, deze informatie wordt door het waterschappen hergebruikt voor hun belastingaanslagen. Een ander voorbeeld lijkt me de BAG die nu word aangelegd. Daar wordt ook (her)gebruik gemaakt van oude documenten. Een kenmerk van Web 2.0 is met name het hergebruik van informatie en de voorbeelden die door Christian en Luud worden aangehaald lijken me vanzelfsprekend. Historisch gezien kan ik me, buiten de hergebruik van stukken in rechtsprocedures, waarin ze als bewijs dienen, nog niet zoveel voorbeelden voor de geest halen. Het voorbeeld van Gent lijkt me ook sprake van herbevestiging wat er in de priviliges staat, het in herinnering brengen dat de rechten er zijn. Tja toen was er geen web 2.0 maar een marktplein!
Beste Bennie (en anderen), Nee, het gaat me niet om hergebruik, maar om een archiefstuk dat de functionaliteit heeft om actie te ontketenen. Misschien is een website waarop mash up technologie is gebruikt, een voorbeeld? Eric
Mash-up technologie is lijkt meer het hergebruik van informatie (een archiefstuk) in een andere context. Het is wel zo dat het de bedoeling is (van degene die het plaatst) om een nieuwe actie (activiteit) te starten. Wat hier bijvoorbeeld wel eens gebeurt met het plaatsen van een filmpje van YouTube. Maar ik denk dat een webformulier eerder bij dit aansluit want deze zorgen meteen voor aktie. Ze starten bijvoorbeeld een proces tot het verlenen van een vergunning. Maar dat is, zoals Christian zegt, niet anders dan bij een ander communicatiekanaal (brief, telefoon). Het is als je erover nadenkt eigenlijk een omgekeerde wereld als je het archiefstuk als proces gebonden informatie, of als neerslag van een proces ziet. Het archiefstuk is er immers al voordat het proces er is. Het is natuurlijk ook vaak zo dat bijvoorbeeld een besluit van een overheidsinstelling (het archiefstuk) op zich het resultaat is van een specifiek proces maar dat dit besluit andere processen (een of meerdere) kan triggeren. Wellicht is dat ook een voorbeeld?
Zijn sommige toepassingen van GIS systemen te zien als een voorbeeld van een levend archief; bijvoorbeeld het GIS systeem van de City of Vancouver, VanMap. In Interpares2 is onderzoek gedaan naar het preserveren van de data in VanMap dat zijn informatie haalt uit systemen van verschillende gemeentelijke diensten.Dagelijks worden nieuwe gegevens toegevoegd.
Het eerste dat in mij opkwam was het laatstelijk naar buiten gekomen memorandum van de Dienst Juridische Zaken van BuZa over de (volkenrechtelijke) grondslagen voor deelname aan een oorlog in Irak, dat als breekijzer gezien kan worden voor het in gang zetten van een onderzoek naar de grondslagenkwestie. Maar wellicht is dat iets te voor de hand liggend. Verder herinner ik mij van mijn studentenvereniging dat de eerstejaars na een periode in groepjes ontboden werden in de Bestuurskamer, waarbij op de Bestuurstafel een archiefstuk lag (het "oprichtingsdocument"), waarnaar verwezen in de 'preek' die de Preses dan hield. Daarna zette men zijn/haar naam in een register, daarmee aangevend de uitgangspunten, zoals vermeld in het oprichtingsdocument (niet alleen Statuten en Huishoudelijk Reglement), te onderschrijven. Het stuk was het middelpunt van een ceremonie, die de afsluiting van de introductieperiode markeerde en de eerstejaars tot volledig lid maakte. Maar goed, het wemelt van dat soort archiefstukken in verenigingsland en het is niet zo dat het daadwerkelijk een proces triggert. Digitaal gezien, ben ik er nog niet helemaal uit. Bewijzen dat een archiefstuk een zaak kan triggeren, lijkt me nog moeilijk. Een digitaal aanvraagformulier is geen archiefstuk. Dat is het pas als het ingevuld, verstuurd-en-ontvangen is. Als ik de theorieën rond het Business Process Management a la NORA zo eens naga, begint het proces al met het oproepen van het digitale aanvraagformulier. En dan is er dus nog geen archiefstuk. Binnen een proces en tussen processen kan het natuurlijk wel zo zijn dat het aanmaken (of de automatische melding/registratie) van een archiefwaardig stuk een volgend (deel)proces in werking kan zetten. Maar daar is dan weer weinig ceremonieels of ritueels aan. Misschien moet het gezocht worden in hoaxes. Een hoax in de computerwereld ontstaat door het rondsturen van een onzin-bericht (maar wel een archiefstuk voor de originele opsteller), waarna een proces start van 'doorsturen aan alle bekenden' en soms het reageren met /nasturen van 'dit is een hoax'. En dat proces kan járen duren, met steeds weer nieuwe slachtoffers en steeds weer opnieuw reageren/nasturen (een onbestuurbaar en meestal ongewild ritueel). Just my five cents...
Chido schrijft "Een digitaal aanvraagformulier is geen archiefstuk. Dat is het pas als het ingevuld, verstuurd-en-ontvangen is." Accoord als het gaat om de overheid/organisatie die het formulier ontvangt. Voor de afzender is het digitale formulier een archiefstuk als het is ingevuld (noemden we dat vroeger een minuut?) en op de "verzendknop" is gedrukt. Dat uitgaande archiefstuk triggert bij binnenkomst (inkomend) een administratief c.q. een werkproces. Eric
Zeker, het verhaal van de minuut klopt voor de afzender. Het proces start - in Business Process Management (BPM) termen - voor de aanbiedende organisatie echter al als het aanvraagformulier wordt opgevraagd: mag de opvrager het formulier zien? Wordt op dat moment het juiste formulier in de juiste vorm aangeboden? Is het op dat moment leesbaar? enz. En dus niet nadat het ingevulde formulier is ontvangen. Maar misschien is dit te veel gericht op een op dit moment gangbare proces-theorie.
Nog een voorbeeld uit de geschiedenis. Al gaat het hier om de dynamiek van het vernietigen, het "werkte" wel. In zijn artikel “Death of a renaissance record-keeper: the murder of Tomasso da Tortona in Ferrara, 1385” - ARCHIVARIA -44 - richt Richard Brown zich op door de overheid toegestane of zelfs georganiseerde "spontane” vernietiging van archiefbescheiden in de Italiaanse stadstaat Ferrara, in de veertiende en vijftiende eeuw (ca 1350-1500). In Ferrara bestond in die periode een goed georganiseerde kanselarij die documenten opstelde en bewaarde en zodoende voor een ware explosie aan archiefbescheiden zorgde. Tegelijk is er voortdurend sprake van het vernietigen van archiefbescheiden, zoals belastingpapieren en boetes: - vernietiging door volksoproeren waren onvoorspelbaar; - kwijtschelding en/of vergiffenis door de prins behoorden tot een jaarlijks weerkerende ceremonie (cadeautjes van de prins om de bevolking gunstig te stemmen, mensen aan zich te binden); - vergelijkbaar hiermee is vernietiging bij buitengewone of feestelijke gebeurtenissen, zoals huwelijk of geboorte binnen de adellijke familie e.d., of rond carnaval of andere volksfeesten. Tussen 1450 en 1505 is er minstens vijftien keer bij dergelijke gebeurtenissen archief vernietigd. Hergebruik zou ik dit niet willen noemen. Instrument voor sociale beheersing lijkt mij passender. _____________________________________________________________________ Terzijde: gewoonlijk ben ik zelf nogal zuinig met aanhalingstekens.
Een bericht plaatsen op dit forum geeft al aan dat je niet zozeer op zoek bent naar voorbeelden uit het verleden, maar juist naar voorbeelden van recente ontwikkelingen. Misschien heb je wat aan :Journal of Virtual Worlds Researchwaar overigens pas twee nummers van zijn verschenen. Zo nieuw is het. en verder :Jewish Witness to a European Century An Interactive Database of Jewish Memory.
Een mooi voorbeeld van deze 'werking' van archiefstukken zag ik vorig jaar in de Leidse Lakenhal op de tentoonstelling 'Stad van boeken. Zeven eeuwen lezen in Leiden’. Een manshoog zeventiende eeuws schilderij uit de collectie van het Hoogheemraadschap van Rijnland verbeeldt een dertiende eeuws tafereel: de overhandiging in 1255 door graaf Willem II aan de dijkgraaf en hoogheemraden van een in een charter vastgelegd privilege. De aanhef van de tekst van het privilege is op het schilderij duidelijk leesbaar. Naast het schilderij hing een vitrine, met daarin ...... de originele charter uit 1255! Vergelijk het schilderij en de charter. Op de digitale foto's is het niet te zien, maar de museumbezoeker kon zonder meer vaststellen dat het om hetzelfde stuk ging. Het dertiende eeuwse origineel had blijkbaar nog betekenis in de zeventiende eeuw en, in een heel andere context, opnieuw in de eenentwintigste eeuw. Toch komt het mij voor dat dit voorbeeld, evenals het Gentse voorbeeld, niet zonder meer is te vergelijken met zaaksgewijs werken. In zijn oorspronkelijke context markeerde de charter eerder het eind van een proces, dan het begin ervan, en is het document uniek en het proces eenmalig. In de digitale wereld van het zaaksgewijs werken markeert het binnenkomende document juist het begin van een proces. Ook hier is het document uniek, maar de zaak die het initieert is slechts een instantie van een in wezen oneindig herhaalbaar proces. Het vastleggen van afspraken in een charter betekende een emancipatie van het archiefstuk. Het initieren van een zaak door middel van het insturen van een gestandaardiseerd formulier lijkt toch eerder in de tegenovergestelde richting te wijzen: een degradatie van het archiefstuk. Dat laat natuurlijk onverlet dat ook een digitaal document dat tot een zaak behoort, buiten zijn ontstaanscontext kan opduiken in een heel andere context, net zo als het geval was met de Rijnlandse charter en de Gentse privileges, maar anno 2009 moet er dan al haast sprake zijn van verlies of diefstal. Mij zijn althans nog geen zakenbanken bekend die al gearchiveerd en openbaar zijn. In tegendeel zou ik willen zeggen: het zaaksgewijs werken plaatst ons voor de uitdaging om niet meer allen documenten en dossiers te archiveren, maar ook de zaken waar zij deel van uitmaken, zonder dat de relatie tussen die twee verloren gaat. Of dat al ergens draait en zich voor de langere termijn bewezen heeft, betwijfel ik.
Ik ken het schilderij uit 1655 van de verlening van het privilege aan Rijnland natuurlijk. In 1991 diende het als affiche voor de tentoonstelling t.g.v. het honderdjarig bestaan van de KVAN. Ik heb dat affiche nog steeds in mijn werkkamer hangen. Nu was het privilege uit 1255 niet echt de stichtingsoorkonde, maar er zijn natuurlijk gevallen waarin de akte wel de stichting betekent. Je zou dan kunnen zeggen dat die akte " performatief" is, d.w.z. dat de akte " doet wat ie zegt". Performatieve uitingen zijn bijv. " Ik doop u XY", "Ik beken..", " Ik open de vergadering". In de moderne tijd kun je de combinatie van: - document met mark-up (HTML/XML, informatie met semantische metadata) - en style-sheet (CSS/XSL, transformeert een document in een ander document) als performativiteit beschouwen. Eric
Het aardige van het Gentse voorbeeld is bovendien dat de in 1451 voorgelezen privileges bij de her- of verovering van de stad in 1538 (uit mijn hoofd citerend) door Karel V alsnog publiekelijk zijn verscheurd. Verscheuren (- of is het nu teruggeven? , maar het resultaat: demonstratieve weigering, is hetzelfde) van archiefstukken vind je ook op een schilderij van Quinten Matsys in het museum voor schone kunsten in Brussel, waar een schenking van onroerend goed door Joachim aan de tempel door de hogepriester wordt geweigerd omdat hij kinderloos is. Een goed voorbeeld van archieven die iets in gang zetten is natuurlijk ook de volksbeweging rond de Stasi-archieven in 1989/1990.
Ik denk dat in de bovenstaande discussie opgelet moet worden met het woord performativiteit. Dat betekent bij mijn weten dat handeling en de uitspraak van de handeling samenvallen. "Ik doop u" is -zoals aangehaald- dus inderdaad performatief taalgebruik. Het lijkt er in de discussie echter sterk op dat er minstens ten dele eigenlijk een reeds ingeburgerde archivistische (maar in Nederland wellicht niet goed gekende) term "dispositive" (zoals die in de moderne diplomatiek door prof. dr. Luciana Duranti intussen al weer enkele jaren geleden opnieuw geïntroduceerd is) bedoeld wordt (maar reeds vroeger door Brunner gebruikt was). Bij dispositive records gaat het, en ik citeer Duranti: "If the purpose of the written form was to put into existence an act, the effects of which were determined by the writing itself (that is, if the written form was the essence and substance of the act), the document was called dispositive". De term dispositive kan in het Nederlands best vertaald worden als beschikkend. In de praktijk gaat het bij dispositive records om het samenvallen van de zogenaamde 'act' en het 'record', of dus zoals in de discussie reeds aangehaald: het archiefstuk is de "act". Een verkoop is slechts een verkoop op het ogenblik dat er een volledig ondertekende en gedagtekende verkoopsakte is: m.a.w. het archiefstuk, de verkoopsakte valt samen met de 'act'. Volgens mij is het ingevulde webformulier dat is verzonden dus een dispositive archiefstuk, want het archiefstuk is de handeling, die weliswaar een werkproces op gang zet, maar dat is m.i. niet zo interessant, want heel veel werkprocessen worden formeel opgestart met een archiefstuk. Een rekest was in het Ancien Régime steeds de start van een werkproces. Bij andere voorbeelden die vermeld worden in de discussie, gaat het m.i. wel degelijk om hergebruik van archiefbescheiden in een andere context (zoals o.a. door Bennie aangegeven), en heeft dit dikwijls het karakter van herinterpretatie of hergebruik van teksten. Aan dergelijke praktijken is er intussen door historici reeds heel wat papier gewijd. Daarbij gaat het te Gent in 1451 wellicht helemaal niet om archiefbescheiden die actie ontketenen, maar om archiefbescheiden die de rechtmatigheid van de acties ondersteunen (dit natuurlijk vanuit het perspectief van de actievoerders, want ongetwijfeld had de andere partij een geheel verschillende interpretatie van de archiefbescheiden). Dat is vanzelfsprekend een wezenlijk verschil met een interpretatie van performativiteit van een archiefstuk, tenzij ik die term niet volledig begrijp of te veel vanuit de oorspronkelijke, taalkundige betekenis interpreteer. Daarbij is het misschien van groter belang dat de actievoerders op de hoogte waren van het bestaan van het privilege en het ook konden gebruiken (ongetwijfeld zonder toestemming van de zorgdrager, maar dit geheel terzijde). Interessant leesvoer hieromtrent is het nog steeds beste standaardwerk over diplomatiek (het gehele hoofdstuk 2 (The fact, the act, and the function of documents) is hier van belang, maar bijvoorbeeld ook Hoofdstuk 4 (The procedure of creation of documents) is in het kader van deze discussie lezenswaardig): Diplomatics. New uses for an old science, 1998, van de hand van Luciana Duranti, of als afzonderlijke artikelen intussen vrij te raadplegen via Archivaria op: http://journals.sfu.ca/archivar/index.php/archivariaVoor een mooi voorbeeld van hergebruik van teksten door Zuid-Nederlandse ambachten: Marc Jacobs, Zonder twijfel dat waarschijnlijk... Ambachtelijke geschiedenissen in de Zuidelijke Nederlanden aan het einde van het ´oude regime´, C. Lis en H. Soly, eds., Werelden van verschil. Ambachtsgilden in de Lage Landen, Brussel, 1997, pp. 243-292. Ik denk met andere woorden dat er in deze discussie een aantal zaken door elkaar gehaald worden. Afgaande op de definitie van "performatief" in het algemeen Nederlands taalgebruik betekent dit dat het eigenlijk dispositive records betreft. Mijn vraag is dan ook waarom opnieuw een nieuwe term verzinnen als er al een perfecte term bestaat, die daarenboven eenduidig gedefinieerd is!? Het moge duidelijk zijn dat in de elektronische wereld er ook dispositive records bestaan. Dat de vertaling van dispositive beschikkend is, is misschien wel ongelukkig... Overigens, de traditionele tegenhanger van een dispositive record is een probative of bewijzend record, m.a.w. een stuk waarin na de feiten of transactie(s) die feiten of transactie(s) gedocumenteerd worden. Tenslotte is het trouwens ook zo dat performatief taalgebruik doorgaans niet resulteert in een dispositive archiefstuk. Om met de voorbeelden verder te werken: "Ik doop u" is performatief taalgebruik, maar de doopakte wordt normaliter na de doop zelf afgeleverd en ook zonder de doopakte is het doopsel geldig; alleen is het niet gedocumenteerd, geregistreerd. "Ik open de vergadering" is eveneens een performatieve handeling, maar de opening van de vergadering wordt in de notulen (misschien) weergegeven. De notulen zelf zijn bewijzend van aard, en dus probative. Met andere woorden, handelingen kunnen m.i. performatief zijn, archiefbescheiden misschien ook, maar daar bestaat reeds een specifiek woord voor, met name dispositive. De stichtingsakte is in termen van diplomatiek dus een dispositive record. Wordt dat nu als een performatief archiefstuk voorgesteld, dan is dat m.i. oude wijn in nieuwe zakken. Daarbij tonen de twee bovenstaande voorbeelden aan dat er steeds een duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen de handeling (act) enerzijds en het archiefstuk anderzijds (cf. Duranti), zowel conceptueel-theoretisch als in de praktijk. Doet men dat niet, dan dreigt men uiteindelijk in de problemen te geraken, ook op archivistisch-terminologisch terrein.
Eric Ketelaar LEVEND ARCHIEF Samenvatting van het college op 28 mei 2009 te geven bij het afscheid als hoogleraar Archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam Archiefstukken hebben betekenis en krijgen betekenis doordat ze begrepen, gewaardeerd en zin gegeven worden, kortom door cultivering. Behalve sociale en culturele factoren,heeft ook de psychologie van betekenisconstructie en identiteitsvorming invloed op archiefschepping, archiefverwerking en archiefgebruik. Dit alles – met “de daadkracht van documenten” – maakt een archief tot een Levend Archief. Het archief is niet een fossiel uit het verleden, dat voor eeuwig bevroren is en dat alleen binnen dat verleden bestudeerd kan worden. De archiefgebruiker vindt betekenis en maakt betekenis in een archief of archiefstuk en die betekenissen helpen hem of haar in het (her)structureren van de relatie tussen zichzelf en de wereld en daarmee in het vormen van zijn of haar identiteit. Immers, identiteitsvorming is betekenisgeving. Objecten of artefacten mediëren de culturele context, terwijl sociale partners de middelaars zijn van de sociale context voor de vorming van identiteit. Denkt u aan het maken van een fotoalbum (al dan niet op Flickr), het ordenen van het eigen archief, het bijhouden van een blog of van een wiki of het bijdragen aan YouTube of aan een community. In al deze gevallen worden de betekenissen van de informatieobjecten medegeschapen zowel in het kader van de persoonlijke ervaringen, als in betekenisgevende mediation met sociale partners die de blogger of wiki-contribuant omringen. Archiefstukken kunnen performatieve kracht hebben, ze kunnen iets bewerkstelligen: zij hebben agency. Hoe vaak dwingt u zich om iets niet te vergeten, met behulp van niet-menselijke actors als de “To Do” takenlijstjes of de Post-it notes die u aan uw computerscherm plakt? Maar om die kracht vrij te maken moet het archiefstuk “gecultiveerd” worden: het moet (cognitief) begrepen, (affectief) gewaardeerd en (conatief) zin gegeven worden. Cultivering is in belangrijke mate in de performativiteit van digitale documenten zelf besloten. Als u op een website een bestelformulier invult, een betaalopdracht geeft, een aangifte of een aanvraag doet, dan zet dat document een aantal processen in beweging en genereert het andere documenten. Deze textual agency speelt een belangrijke rol in de creatie van “user-generated content” in wat Web 2.0 wordt genoemd. Door overheid en bedrijven gecreëerde documenten, websites en dataverzamelingen worden “ontgrensd” omdat ze openstaan voor co-creators buiten de organisatie. Kijk eens op alarmeringen.nl of buurtlink.nl – websites waar gegevens en documenten uit allerlei bronnen bijeen komen en gemashed worden met door Google Maps gegenereerde kaartjes en bovendien gepersonaliseerd voor u als bewoner in een bepaalde straat of buurt. Voor de archiefwetenschap en het archiefwezen ligt een uitdaging: kunnen we instrumenten ontwikkelen die in een Web 2.0 omgeving zorg dragen voor efficiënt en effectief informatie- en archiefbeheer en daarmee voor een Levend Archief.
Dat wordt een boeiend college! En met deze strekking baal ik er al helemaal van, dat ik niet aanwezig kan zijn. In de gedachte van Web 2.0: komt er een podcast beschikbaar? Het idee van "ontgrenzing" spreekt mij enorm aan. De uitdagingen die daaruit voortvloeien voor wat betreft het beheer kan ik niet overzien. Wat dat aangaat benader ik Web 2.0 waarschijnlijk teveel vanuit het beschikbaarstellen en de dienstverlening. Ik vind het dan ook altijd interessant om te lezen, dat andere leden van deze community, die bijvoorbeeld uit de hoek van de inspectie komen, Web 2.0 weer van een geheel andere kant benaderen.
Christian is niet de enige die Web 2.0. vooral vanuit het beschikbaar stellen benadert. Archiefinstellingen beginnen langzaam de potentie van Web 2.0 te ontdekken, al beperken ze zich daarbij tot aanbod en vraag naar cultureel erfgoed. Maar “Being Digital in People’s Archives” omvat alle dimensies van het records continuüm. Weliswaar is het sociale web vooral een netwerk van mensen, niet van documenten, maar toch ontkomt ook de “Ambtenaar 2.0” niet aan archivering, zoals Davied van Berlo (schrijver van het boek Ambtenaar 2.0 en voortrekker van het gelijknamige netwerk) opmerkt. Van dat netwerk maakt overigens slechts één archivaris deel uit!
Dank voor het commentaar. Uiteraard ken(de) ik het verschil tussen bewijsoorkonden en dispositieve oorkonden. Het citaat van Duranti heb ik in een noot aan mijn afscheidscollege toegevoegd. Ik hou vol dat archivalia performatieve kracht kunnen hebben, ze kunnen iets bewerkstelligen, verschil teweegbrengen in de status voor en na. Dat kan misschien oude wijn in nieuwe zakken zijn, maar door vast te houden aan terminologie die alleen door een handjevol archivarissen en medievisten begrepen wordt, missen we de aansluiting met andere disciplines. Mijn collegae in de afdeling Mediastudies (bij Nieuwe Media) gebruiken de term ergodische media-objecten, dat zijn media-objecten die “voor hun verwerkelijking een bewuste, actieve en betekenisvolle handeling van de gebruiker vergen”; ze liggen als het ware op hun actualisering door de gebruiker te wachten. Nu, die terminologie is misschien wel 'erg ver van het bed van de archiefwetenschapper. Maar ik heb veel geleerd (en zal in mijn afscheidscollege daar ook gewag van maken) van Latour (actor-netwerk theorie), Orlikowski (MIT: duality of technology) en de daarop voortbouwende Montreal school van Taylor en Cooren, communicatiewetenschappers en organisatiesociologen. Cooren drukt het zo uit “texts, such as reports, contracts, memos, signs, or work orders, perform something…”; zij hebben agency dat wil zeggen ze veroorzaken een “transformation of state”. Die agency noem ik: "de daadkracht van documenten", waarmee - hoop ik - voor de niet-archivarissen duidelijk(er) wordt dat archiefdocumenten geen " dode dingen" zijn.
Ik heb in een nieuwe discussie voorzichtig gepoogd om het Archief2.0-concept eens los te laten op acquisitie, beheer en behoud. Meer uit principe, dan om meteen inhoudelijk sluitende toepassingen te poneren:Archief2.0 en die andere archiefzaken (acquisitie, beheer en behoud)
Hierboven werd reeds een onderscheid gemaakt tussen de meer juridisch getinte betekenis van performativiteit ('de beschikking'), en de meer historisch getinte betekenis. Die laatste betekenis (de ‘discussie zonder eind’) doet denken aan de uit de geschiedfilosofie bekende gedachte dat een auteur van een tekst niet meer of minder is, dan de eerste interpretator ervan. De auteur had een bedoeling met zijn tekst, en die bedoeling is de eerste in een oneindige reeks van betekenissen die opeenvolgende lezers er aan toekennen. Een tekst heeft niet alleen betekenis, hij krijgt ook voortdurend betekenis. Het lijkt er op dat de hiervoor geïntroduceerde term performativiteit nu ook in de geschiedfilosofie opgeld doet, blijkens het artikel ‘Performativity and the Intellectual Historian's Re-enactment of Wri...’ van Colin Tyler in het enkele jaren geleden opgerichte Journal of the philosophy of history.
Hans Peter Ros zei:
Hierboven werd reeds een onderscheid gemaakt tussen de meer juridisch getinte betekenis van performativiteit ('de beschikking'), en de meer historisch getinte betekenis. Die laatste betekenis (de ‘discussie zonder eind’) doet denken aan de uit de geschiedfilosofie bekende gedachte dat een auteur van een tekst niet meer of minder is, dan de eerste interpretator ervan. De auteur had een bedoeling met zijn tekst, en die bedoeling is de eerste in een oneindige reeks van betekenissen die opeenvolgende lezers er aan toekennen. Een tekst heeft niet alleen betekenis, hij krijgt ook voortdurend betekenis. Het lijkt er op dat de hiervoor geïntroduceerde term performativiteit nu ook in de geschiedfilosofie opgeld doet, blijkens het artikel ‘Performativity and the Intellectual Historian's Re-enactment of Wri...’ van Colin Tyler in het enkele jaren geleden opgerichte Journal of the philosophy of history.