Aangevoeld, niet doorgrond: KVAN en de 'spoedwet'

  • 24 apr
  • Niels van Driel
  • 136
Niels van Driel
Informatierecht
  • Ger Wischmann
  • Michiel Knops

Vorige week publiceerde KVAN haar reactie op de spoedwet die overweging 158 van de AVG in de Archiefwet moet implementeren. Aanleiding hiervoor is de geblokkeerde onlineplaatsing van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging. De minister wil die alsnog mogelijk maken – en veel meer dan dat. Enkele opmerkingen bij de evaluatie van de KVAN.

KVAN signaleert terecht dat het wetsvoorstel leidt tot vervaging tussen openbaar en beperkt openbaar archief. Zij voorziet verwarring en nieuwe problemen. Ik ook, maar de analyse is onscherp. Het wetsvoorstel kenmerkt zich namelijk door ijzeren consequentie.

De minister streeft naar een systeemherziening. Het systeem van openbaarheid en beperking van openbaarheid moet ‘sluitend’ worden. Openbaar is voortaan echt openbaar. Daarom verplicht de aanvulling op artikel 7.5 ‘in ieder geval’ documenten ‘alsnog’ in openbaarheid te beperken als ze persoonsgegevens van bijzondere of strafrechtelijke persoonsgegevens bevatten. Dat staat niet haaks op de afwegingsmogelijkheid om dergelijke documenten onder voorwaarden online te plaatsen. Dit laatste gaat over beschikbaarstelling, artikel 7.5 gaat over de status van documenten. Archiefdiensten moeten hun collectie systematisch doorlichten op documenten met bijzondere of strafrechtelijke persoonsgegevens en deze met terugwerkende kracht in openbaarheid beperken. Dat is wat deze ‘aanscherping’ van artikel 7.5 nu eist. Zo sluit het systeem aan de ene kant: er zullen geen documenten meer met bijzondere persoonsgegevens zonder openbaarheidsbeperking resteren. De spoedwet heeft dus een hoge prijs, die ik hier niet nader uitwerk.

Aan de andere kant van het systeem, namelijk de beschikbaarstelling, creëert het wetsvoorstel ruimte voor afwegingen. De archivaris krijgt de bevoegdheid om documenten die op grond van het voorkomen van bijzondere en strafrechtelijke persoonsgegevens beperkt zijn in openbaarheid, online te plaatsen (artikel 8.4a). Dit is inderdaad verwarrend voor ieder die, om met de handreiking Weten of Vergeten? te spreken (blz. 21, 42), geleerd heeft dat het ‘uit den boze’ is om dergelijke gegevens op het wereldwijde web te publiceren. Het karakter van een openbaarheidsbeperking wordt hier in potentie zo relatief dat het in concreto kan leiden tot het opheffen van de bescherming van bijzondere persoonsgegevens. Hier zal het laatste woord nog niet over gesproken zijn – en dat is omdat er grondrechten in het geding zijn maar goed ook.

Het voorstel van KVAN om enkele artikelen aan te passen om er een ‘meer doorlopend geheel’ van te maken, doet onvoldoende recht aan deze artikelen. Het uitzonderen van de toegang tot documenten met bijzondere en strafrechtelijke persoonsgegevens in artikel 8.3 kan niet. Dan zal in de wet een grondslag voor (individuele) inzageverlening van complete documenten ontbreken. Artikel 8.4 regelt dat immers slechts voor delen van beperkt openbare documenten die niet-vertrouwelijk zijn.

Tot slot: KVAN signaleert terecht dat categoriale instellingen niets hebben aan dit wetsvoorstel, omdat zij niet onder de Archiefwet vallen. Ook dat pleit ervoor dit type wijzigingen niet in de Archiefwet te willen regelen, maar integraal in de UAVG. Het gaat er zo allemaal niet overzichtelijker van worden.

Trefwoorden