Voortgang modernisering Archiefwet
Op 29 november 2019 is er een concept wetsvoorstel gepubliceerd voor een openbare internetconsultatie....
De nieuwe archiefwet beoogt door onder andere een verkorting van de overbrengingstermijn de openbaarheid te bevorderen. Kijken we nu naar de archiefwet 2021 dan zien een aantal archivarissen eerder een afname dan een toename van de openbaarheid. De geheimhouding neemt volgens hen eerder toe dan af door de nieuwe ontheffing van overbrenging. Dat is reden waarom archivarissen een brief hebben gestuurd aan de Tweede Kamer.
Betreft: afname openbaarheid nieuwe archiefwet (dossiernummer 35968)
Geachte leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Met het voorstel voor een nieuwe archiefwet is gevolg gegeven aan de wens van de Tweede Kamer (neergelegd in de zogenaamde motie-Segers) om meer openbaarheid van overheidsdocumenten. In de wetstekst zit echter een aantal elementen die leiden tot meer geheimhouding dan onder de Archiefwet 1995 (en daarmee haaks staan op het gestelde in de motie-Segers). Deze elementen willen wij onder uw aandacht brengen. Het betreft specifiek artikel 5.6.
Zowel in de huidige wet als in het voorstel is de openbaarheid van overheidsdocumenten gekoppeld aan de verplichte overbrenging van ‘de administratie’ naar de archiefdienst. Het wetsvoorstel biedt echter de mogelijkheid van een ontheffing voor onbepaalde tijd van de overbrengingsverplichting. Een ontheffing die zou kunnen gelden voor met name digitale archiefbescheiden die berusten in adequaat ingerichte e-depots bij ‘de administratie’ (denk aan de Basisregistraties of bijvoorbeeld het Centraal Digitaal Depot van het ministerie van Justitie en Veiligheid). Indien er een ontheffing van de overbrengingsverplichting wordt verleend dan zullen de betreffende documenten – dit in tegenstelling tot de ook in de archiefwet opgenomen mogelijkheid om de overbrenging voor een bepaalde termijn op te schorten – nooit en te nimmer worden overgebracht naar een archiefdienst en zullen zij nooit en te nimmer onder het openbaarheidsregime van de archiefwet komen te vallen.[i] Het openbaarheidsregime van de Wet open overheid (WOO) blijft alsdan tot in lengte der jaren actief. Temeer omdat het openbaarheidsregime van de WOO minder ver gaat dan dat van de archiefwet betekent dit dat door de ontheffing van de overbrengingsverplichting met de nieuwe archiefwet feitelijk meer geheim kan blijven dan onder de Archiefwet 1995. Bij de WOO gaat het immers slechts om beperkte informatie terwijl het bij de archiefwet gaat om alle documenten die op termijn openbaar worden. De WOO regelt weliswaar dat overheidsorganen enkele categorieën informatie uit eigen beweging openbaar maken, dan wel dat zij een verzoek om informatie en/of documenten met in achtneming van een aantal beperkingen zullen honoreren, maar de Archiefwet gaat daarin veel verder. Onder dat regime kunnen immers in beginsel alle documenten kosteloos worden geraadpleegd.
Naast het bovenstaande willen wij u het volgende aandachtspunt niet onthouden. Wil de archiefwet goed worden geïmplementeerd dan is het zaak die implementatie zo veel als mogelijk gelijk te laten lopen met die van de WOO. Het gaat immers in beide gevallen om dezelfde objecten: (gegevens in) documenten van overheidsorganen. Wij stellen daarbij vast dat de bestelverantwoordelijke voor de WOO de minister van BZK is en die voor de archiefwet de minister van OCW. Daarnaast wijzen wij op het eindverslag van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) en het daarin genoemde belang van de archieffunctie én de informatiehuishouding van de rijksoverheid. Daarom is het voor ons onbegrijpelijk dat de archiefwet niet mede wordt ondertekend door BZK zoals ook is geadviseerd door de Raad van State.
Gezien het voorgaande roepen wij u op de regelgeving in de huidige concept-archiefwet die leidt tot meer geheimhouding géén doorgang te laten vinden. Aanpassing van de conceptwet, of het ontwerpen van een geheel nieuwe wetstekst, is noodzakelijk in het belang van zowel de recht- en bewijszoekende burger als van een transparante overheid die zichzelf wil en moet kunnen verantwoorden.
Hoogachtend,
Charles Jeurgens, hoogleraar Archiefwetenschap, Universiteit van Amsterdam
Theo Thomassen, emeritus hoogleraar Archiefwetenschap, Universiteit van Amsterdam
Eric Ketelaar, emeritus hoogleraar Archiefwetenschap, Universiteit van Amsterdam
Annet Dekker, assistent Professor Archival and Information Studies, Universiteit van Amsterdam
Jaap Kamps, associate professor of Information Retrieval, Universiteit van Amsterdam
Peter Horsman, oud-docent archiefwetenschap, Universiteit van Amsterdam
Hans Waalwijk, docent en onderzoeker archivistiek, Hogeschool van Amsterdam
Geert-Jan van Bussel, oud-lector Digital Archiving & Compliance, Hogeschool van Amsterdam
Maaike Lulofs, docent en onderzoeker archivistiek, Hogeschool van Amsterdam
Marieke de Haan, coördinator archivistiek, Hogeschool van Amsterdam
Thijs Hessling, docent en onderzoeker archivistiek, Hogeschool van Amsterdam
Wouter van Dijk, senior Collectiebeheerder, RHC Vecht en Venen
Roland Bisscheroux, directeur-archivaris, Waterlands Archief
Roosmarijn Ubink, directeur-archivaris, RHC Vecht en Venen
Gerrit Kouwenhoven, streekarchivaris Epe, Hattem en Heerde
Yvonne Welings, gemeentearchivaris Tilburg, ABG- en GHO-gemeenten
Mathijs Timmermans, gemeentearchivaris, Dongen, Drimmelen, Geertruidenberg, Loon op Zand en Oosterhout
Annemieke de Boer, archivaris Waterschap Amstel, Gooi en Vecht
Minny Scheele, archiefinspecteur, RHC Vecht en Venen
Marianne Kruijswijk, adviseur informatiebeleid, Gemeente Stadskanaal
Rob Kramer, oud-hoofdinspecteur Erfgoedinspectie
Erika Hokke, directeur-archivaris, Regionaal Archief Zuid-Utrecht
Anette de Lange, gemeentearchivaris, Gemert-Bakel
Martin Jochems, gemeentearchivaris, Apeldoorn
Dirk Dekema, directeur, West-Fries Archief
Harm Jan Luth-Mulders, stadsarchivaris van Vlaardingen en Maasssluis
Fred van Kan, algemeen directeur, Gelders Archief
Kaj van Vliet, rijksarchivaris en gemeentearchivaris, Het Utrechts Archief
Peer Boselie, Gemeentearchivaris Sittard-Geleen, Beek en Stein..
Jantje Steenhuis, stadsarchivaris, Gemeente Rotterdam, Stadsarchief
Gert Koese, waterschapsarchivaris, Hoogheemraadschap van Rijnland
Ariela Netiv, directeur, Erfgoed Leiden en Omstreken
[i] De Memorie van Toelichting stelt dat over de openbaarheid van archiefbescheiden waarvoor de ontheffing van overbrenging geldt bij AMvB nadere regels gesteld kunnen worden, maar deze delegatie biedt onvoldoende waarborg gelet op het belang van openbaarheid van overheidsdocumenten voor een transparante overheid en een betrokken burger.
Reacties
Aan de ontheffing van overbrenging worden in de wetstekst ook specifieke voorwaarden verbonden. Het is dus niet zo dan nu opeens allerlei "documenten" onder deze ontheffing zouden kunnen vallen.
De voorwaarde in artikel 5.6, tweede lid, onder c, raakt aan openbaarheid:
het verantwoordelijke overheidsorgaan adequate voorzieningen heeft getroffen voor de blijvende bewaring en beschikbaarstelling van de documenten.
Dat legt de bal voor een deel bij Gedeputeerde Staten, want die moeten in het geval van gemeenten en waterschappen beoordelen wat adequaat is. Ik heb er vertrouwen in dat daarbij ook het publieke belang van openbaarheid/beschikbaarstelling voldoende wordt betrokken, maar kennelijk niet iedereen.
Overigens wordt in artikel 5.6, vierde lid, de wetgever een mogelijkheid geboden om regels over die te treffen voorzieningen te stellen, dus misschien kan daar met meer succes de focus op worden gericht dan op de gehele wet (zie de laatste alinea van de brief).
Beste Dick,
Hartelijk dank voor jouw reactie, een discussie hierover is zeer wenselijk!
Er worden inderdaad eisen gesteld aan de ontheffing van overbrenging. Artikel 5.6, tweede lid is zelfs een 'en-en' artikel met drie voorwaarden. Ik noem deze constructie van voorwaarden aan de ontheffing steeds een 'Archiefwet binnen de Archiefwet'. Want in plaats van te verwijzen naar de situatie die betrekking heeft op overbrenging worden de eisen nog een keer geformuleerd. Volgens OCW kan dat niet anders vanwege andere wetgeving (zoals de Kadasterwet). Deze specifieke wetgeving gaat boven de generieke Archiefwet en kan bij ontheffing niet genegeerd worden. Kortom: de voorwaarden voor ontheffing komen dus nooit overeen met de situatie bij overbrenging.
En daarmee komen we op het fundamentele punt dat een deel van de overheidsinformatie onttrokken gaat worden aan het openbaarheidsregime van de Archiefwet. Alle argumenten ten spijt dat de huidige situatie ook niet gewenst is (uitstel van overbrenging of een juridische oplossing van overbrenging + uitlening) is ontheffing een stap terug voor de informatiepositie van de burger. Er is een alternatief, namelijk overbrenging zonder verplaatsen, maar dat is op Rijksniveau (en enkel daar!) niet wenselijk voor OCW vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid bij overbrenging. Op decentraal niveau speelt dat niet omdat de zorgdrager daar verantwoordelijkheid blijft bij overbrenging.
Dus waar kiezen we voor: een situatie waarbij informatie voor de burger verdwijnt achter regels of een situatie waarin de burger recht op inzage kan halen?
In art. 5.6 wordt vermeld dat ontheffing verleend kan worden. Onder 2c "het verantwoordelijke overheidsorgaan adequate voorzieningen heeft getroffen voor de blijvende bewaring en beschikbaarstelling van de documenten." Daarnaast beogen de Archiefwet -en de WOO- overheidsinformatie openbaar en toegankelijk te maken. Ontheffing van overbrenging kan verleend worden. En -belangrijk!- er moeten voorzieningen worden getroffen voor de beschikbaarstelling. Dat is toch waar het om gaat, beschikbaarstelling? Of en welke adequate voorzieningen het zijn zal door de overheidsinstelling, samen met de archiefdienst, vorm moeten worden gegeven. Zo kan informatie die bijv. in een basisregistratie aanwezig is én in aanmerking komt voor overbrenging, onder beheer van een archiefdienst worden gebracht (overbrenging).
Begrijp ik goed (uit antwoord op de reactie van Dick Bunskoeke) dat dit op niveau van de Rijksoverheid voornamelijk lastig is?
Jack, ook jij bedankt voor jouw reactie!
Ja, het gaat om waarborgen voor het totaal van 'duurzame toegankelijkheid'. Daar worden inderdaad eisen aan gesteld. Echter die eisen (de 'Archiefwet binnen de Archiefwet') kunnen niet voorkomen dat een deel van de informatie niet beschikbaar is zoals bij overbrenging. Los van de eisen zelf heeft dat ermee te maken dat tot het moment van overbrenging - en dus ook bij ontheffing daarvan - andere specifieke wetgeving blijft gelden. Die specifieke wetgeving gaat boven de algemene Archiefwet.
De WOO (was WOB) geldt inderdaad ook in die situatie, maar die is qua openbaarheid onvergelijkbaar met de Archiefwet. In zijn algemeen gaat de WOO uit van een informatievraag waarop informatie geleverd wordt, terwijl de Archiefwet uitgaat van een documentvraag waarop een document geleverd wordt. Als informatie overgebracht is is immers bekend welke informatie opgevraagd kan worden. Onder de WOO bepaalt het betrokken overheidsorgaan welke informatie je krijgt, onder de Archiefwet bepaal je dat zelf! De voorbeelden van zwartgelakte pagina's zijn bekend denk ik...
Wat op Rijksniveau speelt is dat bij overbrenging de zorg voor de documenten overgaat van de zorgdrager binnen het overheidsorgaan naar de Minister. Op decentraal niveau blijft de zorgdrager zelf verantwoordelijk voor de documenten. Als documenten worden overgebracht zonder deze te verplaatsen (naast overbrenging en ontheffing van overbrenging de derde optie die de Archiefwet biedt) dan wordt de Minister verantwoordelijk voor die documenten. Op decentraal niveau is dat anders, de documenten blijven bij overbrenging zonder verplaatsen onder de zorgdrager. Op Rijksniveau vindt het ministerie overbrenging zonder verplaatsen een onwenselijke situatie.
Kortom, er zijn in mijn ogen aan aantal opties overgeslagen bij het voorstel voor ontheffing. Om te beginnen met landelijke voorzieningen voor duurzame toegankelijkheid van belangrijke registers (basisregistraties, ruimtelijke plannen, omgevingsdocumenten, videotulen).
Van harte mee eens!