Column: Koers

  • sep 2019
  • Christian van der Ven
  • ·
  • Aangepast jun 2024
  • 63
Christian van der Ven
KIA Community
  • Rens Ouwerkerk
  • Violet

In het verleden deed ik onderzoek naar de korte geschiedenis van WVB, de in 1934 opgerichte Waalwijkse Voetbalvereeniging Besoijen. Het was een van de drie kleine katholieke clubs waaruit in 1940 het huidige RKC voortkwam. Eerst bij WVB en later RKC voetbalden mijn opa en zijn broers en werden ze kampioen. Een vergeelde foto van hun kampioenselftal zette me op een speurtocht naar archiefmateriaal rond WVB, maar die bleef algauw steken bij een brief van de pastoor en een bouwtekening van het clublokaal. Verder was ik aangewezen op enkele foto’s, krantenberichten en een handvol interviews.

De afwezigheid van een serieuze hoeveelheid archief geldt ook voor die andere volkssport in Brabant: wielrennen. Bij geen andere sport komen toeschouwers tot zo dicht bij hun helden. Plaatselijke omlopen trekken drommen volk, renners demarreren om hun kerk en sprinten langs cafés.
Maar vanaf 1905 waren in Nederland wedstrijden op de openbare weg verboden, dus als je wilde wielrennen moest je de baan op. In de eerste helft van de 20e eeuw waren er meer dan 200 open wielerbanen in Nederland, waarvan de helft in Brabant. De nabijheid van wielerland België, het katholicisme, een uitweg uit de armoede, er zijn verschillende redenen voor die populariteit in Brabant aan te wijzen.
De grootste banen trokken wekelijks duizenden betalende bezoekers, maar in Brabant lagen vooral kleinere baantjes. Lokale ovalen achter de stamkroeg, aangelegd door enthousiaste amateurs en caféhouders met een neus voor goede bijverdiensten. Banen van gras of zand, misschien van hout of zelfs beton. Maar kijk aan, er kon gekoerst worden! En het dorp liep er voor uit.

Zoals in Waalwijk, waar kastelein G. Kroot van café Veldzicht het initiatief nam. Tijdens de hoogtijdagen voor wielerbanen werd in 1933 voor wielerclub De Zwaluwen een baan in Waalwijk aangelegd. Eerst nog van sintels, later van beton. Wel 1.500 mensen zagen de openingswedstrijd, een achtervolging.
Die werd door niemand minder dan lokale crack Frans Slaats gewonnen. Slaats was zoon van een leerhandelaar en was de derde van twaalf kinderen. Als slagersknecht kocht hij, tegen de zin van zijn ouders, van spaarcenten zijn eerste racefiets. Een tempobeul, de Brabantse locomotief werd hij genoemd. Hij werd prof, de droom van ieder jongetje, en in 1937 verbrak hij zelfs het werelduurrecord. In Milaan.
Niet in Waalwijk. Want daar werd de baan in 1936 alweer opgedoekt. “De mooiste baan van de provincie”, zo wist de krant in 1933 nog te melden. Een curator bood het hout en ijzerwerk via een openbare verkoop aan. Niemand had interesse.

Net als in Waalwijk verdwenen ook elders de wielerbanen. Na de Tweede Wereldoorlog was het eigenlijk voorbij. Ovalen maakten plaats voor woonwijken, het wegwielrennen was in opkomst. Wat rest zijn geen archieven, maar vooral oude foto’s van nieuw geopende velodromes, uitslagen in een lokaal krantje, een verwijzing naar een café of boerenveldje, een tekening in het stratenpatroon.
Journalist en fotograaf Robert van Willigenburg probeerde te fotograferen wat er niet meer is. Meestal helpen we als archiefdienst onderzoekers slechts met het vinden van hun verhalen, soms ook bij het vertellen ervan. In dit geval door Roberts crowdfunding campagne te steunen, zodat zijn boek ‘Hier lag een wielerbaan’ er kon komen. Samen werken we nu aan een digitale presentatie over het Brabantse wielerbaanverleden.

Want sport in het algemeen en in het zuiden wielrennen in het bijzonder maakt een niet te missen deel uit van onze geschiedenis, cultuur en identiteit. De maatschappij in het klein, ieder weekend op het veld, langs de baan en aan de bar.

Sport is een en al hotspot.

Foto: Lokale cracks op de Waalwijkse wielerbaan (collectie SALHA, nr. WAA71216).

Deze column verscheen in het Archievenblad (jaargang 123, nummer 7, 2019).

Trefwoorden