Agendavorming ICT-deskundigheid voor archieven
Op 2 september jongstleden vertegenwoordigde ik Archief 2.0 (ja ja!) bij een gesprek over ICT-deskundi...
Op de jonge leeftijd van 22 jaar begon schrijver Willem Frederik Hermans (1921-1995), midden in de Tweede Wereldoorlog, met het schrijven van zijn eerste roman ‘Conserve.’ Zijn studie fysische geografie aan de Universiteit van Amsterdam moest hij tijdelijk staken.
De onderwerpkeuze van deze roman is een atypische. Hermans gebruikte niet zijn moeilijke jeugd als grondstof, hij was zelf nauwelijks volwassen, maar hij dook in de wereld van de Mormonen. ‘Conserve’ speelt in Salt Lake City ten tijde van de drooglegging. ‘De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen’ is de officiële wat wijde benaming van de sekte die meestal kort wordt aangeduid als Mormonen, naar het Boek van Mormon. De grondlegger van de sekte Joseph Smith Jr publiceerde het boek in 1830, het stichtingsjaar van de sekte in de Amerikaanse staat New York.
Joseph Smith kreeg al op jonge leeftijd een visioen en daarna nog heel wat hemelse boodschappen. Niemand minder dan Jezus Christus vertelde hem dat hij zich bij geen enkele christelijke denominatie moest aansluiten omdat zij allen ongelijk hadden. Er zat voor hem dus niets anders op dan de oorspronkelijke vroegchristelijke kerk opnieuw op aarde te vestigen. Uiteraard was Joseph daartoe uitverkoren.
Volgens Smith werd het Boek van Mormon oorspronkelijk geschreven op “gouden platen” in daarvoor onbekende tekens waarnaar hij verwees als "hervormd Egyptisch". Smith beweerde dat hij deze platen in 1827 had ontvangen van een engel die Moroni heette, die hij identificeerde als een wederopgestane Indiaan en die het boek duizend jaar geleden had geschreven en samengevat. Volgens Smith had Moroni de platen in een stenen kist begraven, samen met andere oude artefacten in een heuvel vlakbij het huis van Smith in Manchester, New York. De opkomst van de nieuwe religie ging niet zonder tegenslagen. Jospeh Smith en zijn broer werden in 1844 door een woedende menigte vermoord. Dat heeft de groei van de sekte niet belemmerd. De Kerk telt tegenwoordig wereldwijd ruim 13 miljoen leden. [bron: Wikipedia]
In het debuut van Hermans klinken de echo’s van deze opmerkelijke geschiedenis door. De twee dochters van een rijke Mormoon, Isabel en Onitah, zijn verliefd op hun halfbroer Jerobeam. Onitah meent, dat de religie van de Egyptenaren de enige ware is geweest. De Farao's trouwden immers met hun zusters. Het is echter Isabel en niet Onitah die in de smaak valt bij Jerobeam. Onitah wordt krankzinnig. Een uit Midden-Amerika afkomstige half-indiaan Ferdinand, die het langs allerlei avontuurlijke wegen tot zenuwarts brengt, verschijnt in Salt Lake City en wordt verliefd op Onitah. Haar broer en zuster, die haar liever kwijt willen, geven haar aan Ferdinand mee. Die slaagt er niet in haar liefde te veroveren en hij kan haar evenmin genezen. Nadat zij zelfmoord heeft gepleegd, herinnert hij zich haar angst begraven of gecremeerd te worden. Hij komt op het denkbeeld haar te balsemen, zodat ze altijd in haar kamer kan blijven slapen. Intussen heeft hij de geheel normale, maar levensmoede Jerobeam door een list in een krankzinnigengesticht doen opnemen, waar hij zelf ook terechtkomt, nadat in een gruwelijke scène is gebleken, dat het lijk van Onitah toch niet voor het ontbindingsproces bewaard is gebleven. [Omslagtekst ‘Conserve’, Uitgeverij Conserve, 1998 2e druk, 1e druk 1947]
Waarom de Mormonen als onderwerp? Hermans zag 'zekere overeenkomsten tussen de mormonen en de nationaal-socialisten'. Volgens beider totalitaire wereldbeschouwing 'betekent de staat alles en het individu niets’ [Het sadistische universum 2 - Van Wittgenstein tot Weinreb, 1970]. Dat klinkt niet goed, maar het verklaart de onderwerpskeuze.
Paul van Tongeren, hoogleraar filosofie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, woonde in 1995 een tijdje in Utah en herlas ‘Conserve’. Van Tongeren: “De beschrijving die Hermans geeft van het leven in Utah en vooral zijn weergave van de dogmatiek en de religieuze praktijken van de Mormonen is voor zover ik kan beoordelen helemaal juist. Het enige dat niet klopt in zijn beschrijvingen is de toon. Of misschien klopt die wel, maar dan niet omdat hij past op wat Hermans schrijft, maar op Hermans zelf, de persoon die het schrijft. Het is een toon van minachting en haat.” [Trouw, 13 mei 1995]. Dat verwijt krijgt Hermans wel vaker van gevoelige lieden. Op de flaptekst van de 1e druk uit 1947 schreef Hermans over de in zijn roman optredende personages: “Deze personen worden gewikkeld in een half tragische, misschien belachelijke, stellig gruwelijke geschiedenis die in haar fantastiek de maar al te reële geestesverwarringen waaraan de mens ten prooi kan zijn blootlegt op een wijze waaraan het element van snijdende satyre niet vreemd is.” Dat element is Van Tongeren kennelijk ontgaan.
Hoe zijn die Mormonen eigenlijk georganiseerd? De ‘Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen’ kent een conglomeraat van bedrijven met aan de top van de piramide twee houdstermaatschappijen: de Corporation of the President of the Church of Jesus Christ of Latter-Day Saints, met onmiddellijk daaronder de Corporation of the Presiding Bishop. In de eerste onderneming zijn vooral niet-winstgevende bedrijven ondergebracht, zoals onderwijs- en liefdadigheidsinstellingen, en in de tweede onderneming de commerciële werkmaatschappijen (media- en reclamebedrijven, radio en tv stations, banken, verzekeraars etc.). Deze bedrijven zijn bijna allemaal vrijgesteld van belastingen.
[bron: Wikipedia]
De hoogste bestuurlijke lagen worden gevormd door:
Het Eerste Presidium, bestaande uit de President van de Kerk en twee Raadgevers;
Het Quorum der Twaalf Apostelen;
Het Eerste Quorum der Zeventig.
Deze drie gremia bestaan uit fulltime bestuurders, die Algemene Autoriteiten genoemd worden. Zij besturen de Kerk op hiërarchische wijze, dat wil zeggen dat Christus aan het hoofd van zijn Kerk staat.
De ‘Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen’ heeft een wereldwijde reputatie op het gebied van genealogisch onderzoek (https://www.familysearch.org/ ). Dit onderzoek wordt verricht om religieuze redenen: de aldus opgespoorde voorouders kunnen postuum worden gedoopt. Dit plaatsvervangend ‘dopen voor de doden’ is gebaseerd op een letterlijke interpretatie van Jezus’ woorden in het evangelie van Johannes: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan.” Onder het motto ‘hoe meer zielen hoe meer vreugd’ wordt de door de kerk vergaarde genealogische data vrij beschikbaar gesteld. Het plaatsvervangende “dopen voor de doden” is voor sommige mensen een controversieel onderwerp. Zo heeft de Kerk in 1995 een overeenkomst gesloten met de Amerikaans-Joodse gemeenschap om te stoppen met het ongevraagd “dopen” van Holocaust slachtoffers. [bron: wikipedia]
In Nederland telt de kerk zo’n 8.000-10.000 leden. De cont(r)acten met ons land beperken zich voornamelijk tot genealogisch onderzoek en oh ja, in Zoetermeer staat een Mormoonse tempel.
Af en toe steekt er een discussie de kop op of het archiefwezen wel met de Mormonen moet samenwerken (bijvoorbeeld in 1972), maar meestal is iedereen, onder wie ik, blij dat de Mormonen zo gek of goed zijn om data te verzamelen en beschikbaar te stellen. Zo kopte het dagblad Trouw in 1995 nog enthousiast:
Genealogen zijn mormonen dankbaar
BIJDRAGE: MAAIKE BEZEMER − 27/01/95, 00:00
De openbare bibliotheek in Winterswijk? Vanaf het station immer gerade aus, wijst iemand. De plaats ligt nog geen acht kilometer van de Duitse grens. Twee Duitse mormonen, bezoekers van de bibliotheek, wilden er graag hun verouderde genealogische index aan afstaan.
Het zijn een paar simpele archiefbakken met microfilms, maar de Winterswijkers zijn er gelukkig mee. Vooral bibliothecaresse B. Godthelp. “Uit de hele Achterhoek komen liefhebbers om de microfilms te bekijken. Het loopt hier storm.” In de index staan gegevens van 120 miljoen mensen, afkomstig van onder meer burgelijke standen, kerkelijke doop- en trouwboeken en notariële actes over de hele wereld: een uitkomst voor stamboomonderzoekers. “Ik ben naar meerdere plaatsen in Duitsland geweest, maar hier vind ik wat ik zoek”, zegt een blije bezoeker.
De gegevens zijn verzameld door mormonen, leden van een oorspronkelijk Amerikaanse godsdienstsekte. “Volgens de bijbel moet iedereen gedoopt worden om de hemel te kunnen betreden”, legt E. Boom uit. Hij werkt op het familiegeschiedeniscentrum van de mormonen in Amsterdam. Mensen hoeven voor de doop niet lijfelijk aanwezig te zijn, tenminste niet als ze zijn overleden. Voor het gewone evangeliseren gaan mormonen langs de deuren, maar ook doden moeten volgens hen nog een kans krijgen zich te bekeren. Boom: “Persoonsgegevens zijn voldoende om iemand toegang te verschaffen tot de hemel”. Om zo veel mogelijk mensen te 'redden', willen de heiligen der laatste dagen - zoals mormonen ook wel worden genoemd - ook zo veel mogelijk namen verzamelen…
Anno 2012 is die dankbaarheid omgeslagen in kritiek. Reden? De postume doop van Anne-Frank en later leden van ons Koninklijk Huis. Volgens de regels mogen Mormonen eigenlijk alleen hun eigen voorouders postuum dopen.
Het zou me overigens verbazen als de Mormonen Willem Frederik Hermans inmiddels ook te grazen hebben genomen, want ik acht de ziel van Willem heel wel in staat om betreffende Mormonen naar behoren op ‘zwavelzuur’ te zetten.
Columnist Max Pam beschreef in De Volkskrant van 17 februari 2012 zijn ervaringen met de Mormonen onder de kop: 'Het eigenaardige mormoonse geloof'. Aanleiding voor het artikel is het feit dat de Amerikaanse presidentskandidaat Mitt Romney tot de Mormonen behoort.
“Er is een reële kans dat de volgende president van de Verenigde Staten een mormoon zal zijn. Een enigszins liberale mormoon weliswaar, maar toch een die als missionaris in Frankrijk heeft gewerkt. Veel succes had Mitt Romney niet met zijn bekeringsarbeid en spoedig moest hij terugkeren, maar daardoor heeft hij in elk geval wel Frans leren spreken en eten. Ik ben erg benieuwd of Romney het gaat redden. De Amerikanen zijn wel gelovig, maar zij hebben het niet zo op mormonen. Joseph Smith en zijn broer werden in 1844 gelyncht door een woedende anti-mormonen menigte. Door die moorden is de exodus naar Utah pas op gang gekomen.” … Ook Pam wijst op de “eigenaardige gewoonte van mormonen om doden 'in te bidden', dat wil zeggen om doden postuum te dopen.” … “Maar pas is toch een klein probleempje ontstaan, toen nazi-jager Simon Wiesenthal (1908-2005) op mormoonse wijze is ingebeden. Een aantal rabbijnen heeft onmiddellijk een fel protest aangetekend. Kennelijk vertrouwt men het zaakje in het hiernamaals niet helemaal. Kent u trouwens die mop van Moos, die zich op zijn sterfbed door een pater laat bekeren. Zegt Sam: wat doe jij nou? Zegt Moos: 'Ik heb liever dat een katholiek doodgaat dan een jood'.
De mormonen hebben inmiddels hun excuus aangeboden, maar de doop kan niet meer worden teruggedraaid. Dat moet Wiesenthal daarboven zelf regelen.”
Als niet gelovige heb ik geen enkel beeld bij het (her)dopen van zielen. De zegswijze ‘hoe meer zielen hoe meer vreugd’ onderschrijf ik eerlijk gezegd alleen bij thuiswedstrijden van Feyenoord, maar bijvoorbeeld niet op mijn verjaardag. Wel krijg ik graag een cadeau. Gratis microfilms, inmiddels scans, zijn natuurlijk altijd welkom, zij het dat je in dit leven zelden echt iets gratis krijgt. Meestal is er een element van wederkerigheid. Die bestaat in dit geval uit het om niet beschikbaar stellen van de bronnen/ nadere toegangen geheel in de geest van laten we zeggen ‘open data.’ Wereldwijd profiteren stamboomonderzoekers van deze werkwijze. Werken we niet samen met de Mormonen, dan kunnen zij als studiezaalbezoekers nog steeds de benodigde openbare data verzamelen en nog steeds kunnen zij voorouders herdopen. Dat dat laatste vooral bij andersgelovigen discussie oproept is duidelijk, maar ook wel een beetje vreemd: wat meer vertrouwen in het eigen geloof of ongeloof zou geen kwaad kunnen. Voor sommigen voelt het zelfs als een soort ‘grafschennis’. In elk geval is er een ethische discussie losgebarsten en zal het archiefwezen een standpunt in moeten nemen, niet over het beschikbaar stellen van openbare data, maar over samenwerking en feitelijk ook over financiering.
Een heikel punt ten aanzien van de al dan niet contractueel geregelde samenwerking met de Mormonen (of andere partijen) is juist die samenwerking. De eigenaar van de archieven moet daarover beslissen en dat zijn niet de archiefinstellingen, maar bijvoorbeeld hun besturen, meestal de overheid. Het gemiddelde college van B&W houdt helemaal niet van ethische vraagstukken in de pers. Dat wordt nog wat. Het gemiddelde college van B&W heeft overigens ook geen tonnen beschikbaar voor digitalisering. Wellicht stoppen we met de samenwerking en dus met de digitalisering van bestanden die de meeste bezoekers trekken.
Die zieltjes in het hiernamaals zullen ondertussen hoe dan ook zichzelf moeten redden, want wij kunnen niets ondernemen tegen de postume doopzucht van de Mormonen.
René Spork, mei 2012