Brainstormen op het symposium De waarde van open data

  • apr 2022
  • Gerdine Kruizinga
  • ·
  • Aangepast 28 jun
  • 109
Gerdine Kruizinga
Toegang tot Data
  • Buddy Joe Groeneveld
  • NA Intranet

Samenvatting

De groep van zo’n vijftien deelnemers is divers. Mensen die bij een archief werken, datamanagers, projectleiders en een enkele gebruiker. Ze willen allemaal hetzelfde: data die open, beschikbaar, bruikbaar en samen te voegen is.

Het is al halverwege de dag van het symposium De waarde van open data, dus deelnemers kunnen teruggrijpen op de input van die ochtend. Ze verwijzen onder meer terug naar de keynote van Paul Suijkerbuijk en Frank Verschoor. “Het gaat om de gebruiker. Alleen aanbieden is niet genoeg,” vat iemand die kernachtig samen.

Zwaan-kleef-aan

@joepjacobs leidt de brainstorm. Na een korte voorstelronde trapt hij af met de vraag wat nu de perfecte dataset is. Wat maakt een dataset bruikbaar? Het thema, de grootte, de manier van aanbieden? Waar zitten mensen op de te wachten? Deelnemers kunnen hun ideeën kwijt op een vel papier. Daarna geven ze het door, zodat anderen op hun ideeën kunnen voortborduren – de zogenaamde zwaan-kleef-aanmethode. “Als je het niet kunt lezen, moet je maar even vragen,” grapt iemand.

Een aanwezige brengt de dataset over een Haagse wijk in als perfect voorbeeld. Tijdmachines komen ter sprake. “Het kan nog veel mooier worden, als we gaan linken.” Het Kadaster wordt genoemd. Ideaal is als een dataset regelmatig geüpdatet wordt. En zou het niet handig zijn als er een website was met alle open-datasets? Nou, voor de erfgoedsector is er al het Datasetregister.

Gebruikers en hoeders

Zoals al eerder genoemd, het aanbieden van data kan wel wat meer gericht zijn op de gebruiker. We laten de zwanen achter ons en gaan ouderwets geeltjes plakken. Je hoort de stiften krassen. Twee vragen staan centraal: wie zijn die gebruikers? En: hoe maak je je dataset zichtbaar? De gebruikersflipover raakt al snel vol, en ook de zichtbaarheidsideeën volgen elkaar op.

“Het moet wel duurzaam zijn,” merkt een van de brainstormers op. “Vindbaarheid is belangrijk, óók via google. Duidelijk en begrijpelijk.”
En ander voeg daar een waarschuwing aan toe: “De hoeders van het erfgoed moeten niet de poortwachters worden.”
“Inderdaad,” vult iemand aan, “de verplichting is duidelijk. Net als een bezoeker op de studiezaal moet je ook een datagebruiker zo goed mogelijk helpen.”
“Maar je kent de gebruikers vaak niet eens,” werpt weer een ander tegen.
“En de gebruikers van over 20 jaar al helemaal niet – je weet niet wat die willen. Ook daarom moet je zo veel mogelijk openstellen.”

Grijs gebied

De vraag welke verantwoordelijkheid je nog hebt als je data vrijgeeft, komt op tafel. En dat is het moment waarop de brainstorm eerder een gesprek of zelfs een discussie wordt. Iemand herinnert zich het grijze gebied uit de keynote van die ochtend: de ruimte tussen wat er vrij wordt gegeven, en wat er absoluut niet vrij kan worden. “Dat is soms ook de cultuur van de organisatie.” En wat betekent het voor de autoriteit van de vrijgevende organisatie, als de afzender van data niet (direct) zichtbaar is? Maar de algemene conclusie luidt toch: Als het open kan, doe het dan. Want het gaat niet om het Nationaal Archief, Rijksmuseum of welke instantie dan ook. Deze data is van de samenleving.

En dan gaan de brainstormers snel de zaal weer in. Want het programma is intussen doorgegaan, en daar willen ze zo weinig mogelijk van missen.

Dit was een verslag van de brainstorm, gehouden op 14 april 2022 tijdens het symposium De waarde van open data, georganiseerd door het Nationaal Archief. Het zaalprogramma is binnenkort terug te kijken via de website. Het verslag van de workshop lees je hier op KIA.

Trefwoorden