In juni heeft het Adviescollege de Samenwerkwijzer gepubliceerd. Eén van de gedachten hierachter is dat wanneer een bestuursorgaan zijn best doet om goed contact te hebben met een Woo-verzoeker en hier inzet op pleegt, de rechter hier niet blind voor zal zijn. Dat dit ook echt zo werkt zien we bijvoorbeeld bevestigd in een uitspraak van 20 januari van de Rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2025:1107).
De minister van Buitenlandse Zaken was voortdurend in gesprek met de verzoekster in het kader van haar journalistiek onderzoek. Die gesprekken liepen ook nog toen zij haar beroep niet tijdig beslissen indiende. Zo komt er hierna bijvoorbeeld nog een overleg waarbij zij vragen kan stellen die verder strekken dan haar Woo-verzoek. De verzoekster meende desondanks dat dit beroep nog nodig zou zijn als een soort stok achter de deur.
De rechter gaat daar niet in mee. De termijn die de minister voorstelt wordt overgenomen (1 juli) en daaraan koppelt de rechtbank een dwangsom ter hoogte van het symbolische bedrag van € 1,- per dag, tot een maximum van € 100,-. De rechtbank geeft daarbij expliciet aan dat een dwangsom die wordt verbonden aan een rechterlijke termijn bedoeld is als (financiële) prikkel om een weigerachtig bestuursorgaan in beweging te brengen. Daar is hier nu juist geen sprake van. Integendeel, zegt de rechtbank, want de minister heeft zich telkens proactief en bereidwillig opgesteld. Daarom is er geen situatie waarvoor dit type beroep door de wetgever bedoeld is en dus ziet de rechtbank voor de hoogte van de dwangsom geen aanleiding om aan te sluiten bij wat gebruikelijk is (namelijk: € 100,- p.d., maximaal € 15.000).
Kortom, het kan dus ook echt lonen bij de rechter wanneer het bestuursorgaan inzet op doorlopend goed contact met de Woo-verzoekers.