Hand-out AVG en Archiefwet verschenen!
Wanneer moet je informatie met persoonsgegevens archiveren en wanneer moet je het vernietigen? Staan d...
De overheid digitaliseert in razendsnel tempo. Van slimme digitale loketten tot algoritmes die besluiten nemen over uitkeringen, vergunningen of handhaving – technologie dringt diep door in het publieke domein. Deze ontwikkeling biedt kansen, maar roept ook fundamentele vragen op: Hoe waarborgen we transparantie? Hoe beschermen we burgers? En vooral: hoe blijven we als overheid betrouwbaar, uitlegbaar en rechtvaardig in een digitale werkelijkheid?
Parallel aan deze digitale versnelling groeit het aantal wetten en regels dat richting probeert te geven aan deze nieuwe realiteit. En dat is niet zonder gevolgen. Voor informatieprofessionals en beleidsmakers ontstaat een complexe uitdaging: hoe behoud je overzicht in het juridische landschap? Hoe vertaal je abstracte wetgeving naar concrete processen en ethische keuzes in de praktijk?
Veel organisaties zijn goed bekend met de Archiefwet, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet open overheid (Woo). Maar wie denkt dat deze wetten voldoende houvast bieden, mist een cruciale verschuiving die inmiddels in volle gang is. Een nieuwe generatie wetgeving – Europees én nationaal – staat op het punt om de spelregels voor digitale publieke dienstverlening ingrijpend te herdefiniëren.
Neem bijvoorbeeld de Data Act, die vanaf 2025 regelt hoe data toegankelijk en deelbaar moet zijn – ook tussen overheidsorganisaties onderling – zonder privacy of veiligheid uit het oog te verliezen. Of de AI Act, die publieke instellingen verplicht om uitlegbaar te maken hoe geautomatiseerde beslissingen tot stand komen. De inzet van kunstmatige intelligentie wordt hiermee niet alleen een technologische, maar ook een juridische en ethische verantwoordelijkheid.
De Digital Services Act, die in 2024 in werking trad, dwingt publieke instellingen om hun rol op digitale platforms te herzien. Wat is hun taak bij het modereren van online content, het beschermen van burgers tegen schadelijke informatie en het bevorderen van transparantie? En dan is er nog de NIS2-richtlijn, die overheden verplicht hun digitale infrastructuur structureel weerbaarder te maken tegen cyberdreigingen. Daarnaast introduceert eIDAS 2.0 een Europese digitale identiteit waarmee overheden hun dienstverlening zullen moeten koppelen aan nieuwe, grensoverschrijdende standaarden.
Deze wetten zijn geen losse aanvullingen – ze vragen om fundamentele herziening van systemen, processen én denkpatronen. Toch is dat precies waar het vaak misgaat. Veel organisaties benaderen elke nieuwe wet als een op zichzelf staand juridisch kader. Daardoor ontstaat fragmentatie, terwijl juist de kracht ligt in het herkennen van samenhang.
De wetten raken aan gedeelde thema’s: dataverantwoordelijkheid, uitlegbaarheid, cyberveiligheid, toegankelijkheid en digitale soevereiniteit. De Data Act stelt eisen aan het delen van data, de AI Act aan het verantwoord inzetten ervan, de NIS2 aan de beveiliging ervan, en de Woo aan de transparantie daarover. Door deze onderlinge verbanden te zien, ontstaat de mogelijkheid om strategisch te sturen: wetgeving niet als last, maar als hefboom voor betere dienstverlening en versterking van publieke waarden.
Om dat te bereiken, is er meer nodig dan alleen juridische naleving. Het vraagt om een cultuuromslag: van compliance naar competentie. Wetgeving moet geen afvinklijstje zijn, maar een aanleiding tot verdieping, samenwerking en leren. Juist nu is het nodig dat informatieprofessionals – vaak inhoudelijk zeer deskundig – hun juridische basiskennis versterken. Tegelijkertijd moeten juristen dichter op de uitvoering zitten. Het ontwikkelen van juridische geletterdheid binnen teams wordt cruciaal.
Dat betekent ook dat de manier van leren moet veranderen. Geen droge wetsartikelen of abstracte modellen, maar praktijkgericht leren: werken met realistische casussen waarin meerdere wetten samenkomen. En vooral: leren in interdisciplinaire context. Techniek, beleid, informatiebeheer en recht moeten elkaar versterken. Want alleen in die samenwerking ontstaan de juiste vragen – en daarmee de juiste oplossingen.
Gelukkig ontstaan er steeds meer plekken waar professionals samenkomen om die vertaalslag te maken. In juridische cafés, intervisiegroepen, en leertrajecten wordt wetgeving besproken aan de hand van praktijkvoorbeelden. Niet om te zenden, maar om met elkaar te zoeken: wat betekent deze wet nou écht voor ons werk? Hoe maken we het toepasbaar, begrijpelijk en werkbaar?
Deze netwerken zijn goud waard. Ze maken het verschil tussen organisaties die zich laten verrassen door nieuwe regels en organisaties die ze actief benutten om sterker, wendbaarder en toekomstbestendiger te worden.
Want laten we eerlijk zijn: wetgeving als de AI Act of de Data Act is niet bedoeld om te beperken, maar om te verbeteren. Ze leggen de lat hoger op het gebied van zorgvuldigheid, transparantie en digitale ethiek. En dat is precies wat publieke dienstverlening nu nodig heeft. Door deze wetten serieus te nemen, ontstaan kansen om publieke waarden opnieuw te definiëren én duurzaam te verankeren in digitale processen.
De komende jaren zijn bepalend. De stroom aan wetgeving is geen tijdelijke piek, maar het begin van een structurele verandering in hoe de overheid omgaat met digitale informatie. Wie nu anticipeert, bouwt aan een organisatie die niet alleen voldoet aan de wet – maar er ook strategisch op vooruitloopt.
Dus wacht niet af.
Verken actief de nieuwe wetgeving.
Investeer in juridische kennis.
Zoek de samenwerking op.
Sluit je aan bij netwerken waar kennis en praktijk samenkomen.
Want wie de wet alleen volgt, blijft achter.
Wie haar begrijpt, loopt voorop.