De opvallendste berichten in week 42
Geen tijd om voortdurend alle blogs en tweets te lezen? Geen nood, want hieronder staan de opvallendst...
Voor het laatste nummer van het Archievenblad schreef Theo Thomassen over Waardering en digitale toegankelijkheid als onderzoeksspeerpunt. Hij stelt onder meer dat de toegankelijkheid van archieven in toenemende mate wordt vercommercialiseerd en wordt teruggebracht tot het invullen van trefwoorden in een zoekschermpje. Ook stelt hij dat er nog veel te weinig onderzoek is gedaan naar gebruikers, hun zoekgedrag en hoe onze zoeksystemen daarop aan te passen. Maar is dat wel zo?
Zijn onze zoekmachines Google-klonen? En wat is er mis mee?
Thomassen trapt af met de constatering dat archivarissen zich bij het presenteren van informatie moeten aanpassen aan de eisen die het internet als "dominante omgeving voor informatie-amusement en kennisproductie" stelt. Terecht merkt hij op dat die eisen door partijen als Google en Facebook worden gedicteerd.
Om te beginnen moeten we ervoor zorgen dat Google onze databases kan doorzoeken. Thomassen ziet ongetwijfeld het nut daarvan, maar gaat toch uitgebreid in op de nadelen van deze vorm van (extra) toegankelijkheid: "Doel [van Google] is niet kennis vermeerderen, maar advertenties verkopen." De rangorde van zoekresultaten gebeurt niet op professionele criteria (die van archivarissen dan), maar bijvoorbeeld op basis van eerder zoekgedrag en aanbevelingen van 'vrienden'.
Hij stelt aansluitend dat door Google mensen die informatie zoeken eraan gewend zijn geraakt "in een zoekschermpje trefwoorden in te vullen" en dat archivarissen eraan gewend zijn geraakt om dit soort zoekschermpjes aan te bieden. Niet altijd geschikt voor archiefonderzoek, want informatie in archieven is hiërarchisch gestructureerd.
Wat dit aangaat heeft Thomassen natuurlijk gelijk. En als archieven voor wat betreft de toegankelijkheid van hun materiaal alleen zouden vertrouwen op Google en zoekschermpjes om trefwoorden in te vullen, dan had ik deze discussie niet geopend.
Maar via een noot trekt hij deze manier van werken ineens ongemerkt en heel makkelijk door naar bijvoorbeeld het gebruikmaken van de software van De Ree (Archieven.nl). Al wordt niet duidelijk tot in welke lengte. Maar net nu we via dat platform op de drempel staan van een 'landelijke portal' wordt ons eigenlijk verteld verkeerd bezig te zijn?
Het beeld wordt me nu wat wazig, want via Archieven.nl kun je inderdaad trefwoorden invullen in een zoekschermpje, maar worden resultaten in volgorde van relevantie in relatie tot je zoekopdracht getoond, met informatie over de context van de gevonden treffers, en er zijn vanaf diverse niveau's mogelijkheden om hiërarchisch te zoeken door archieven en inventarissen. Ik begin me vanaf dit punt in het artikel af te vragen of het probleem wel zo groot is als Thomassen schetst. Het kan altijd beter natuurlijk, maar in zijn artikel laat Thomassen het doen van concrete voorstellen daartoe - al was het er maar eentje bij wijze van voorbeeld - helaas na.
Doen we genoeg gebruikersonderzoek? En delen we dat wel?
Thomassen erkent dat het niet gemakkelijk is "om het ontsluitingsgeweld van de commerciële informatiebemiddelaars het hoofd te bieden. Dat is een kwestie van geld, maar ook een kwestie van kennis." Bijvoorbeeld kennis van strategieën en methoden om de toegankelijkheid van archieven online te verbeteren. Maar gelukkig, want "naar het zoekgedrag van de online archiefgebruikers is al heel wat onderzoek gedaan." Helaas verwijst Thomassen hierbij naar een rapport van het SCP (Snuffelen graven) uit 2006.
Ik ben er stellig van overtuigd, dat we enerzijds verkeerde verwachtingen hebben van dergelijk onderzoek (hier zei ik: "We lijken vaak hét onderzoek over dé klant af te wachten, met daarin precies hoe we een en ander aan moeten pakken. Maar iedereen weet dat dit onrealistisch is.") Anderzijds is er al heel veel onderzoek verricht, alleen ontbreekt het aan delen daarvan en aan overzicht daarover. Misschien moet daar eerst eens aan worden gewerkt?
Wat denk jij?
Ik ben dus veel minder negatief gestemd dan Thomassen over de huidige zoekmachines die archiefdiensten aanbieden. Dat er daarnaast meer onderzoek nodig is om de toegankelijkheid van archieven en de zoekmachines die daarvoor zorgen te verbeteren, dat ben ik met hem eens. Maar er is al véél meer bekend dan we denken en delen.
Thomassen laat overigens na op te merken, dat juist clubs als Google en Facebook enorm veel onderzoek doen naar gebruikers, zoekgedrag, usability en zo meer...
Wat is jouw mening?
Reacties
Bij deze het artikel van Theo.
Hans Berende, als hoofdredacteur Archievenblad
Bedankt voor de PDF!
Ik denk dat er een wereld te winnen valt op het gebied van user interfaces, personalisatie van presentaties, en aanpassen van workflows/processen. Waar genealogen alles doorbladderen, zijn historici veel onvoorspelbaarder in hun zoekgedrag (onderwerp waar ik nu gedeeltelijk mee bezig ben). De massa zoekt echter op een Google-manier en klikt niet verder dan de eerste pagina van resultaten. Hoeveel mensen zijn er die gebruik maken van Google Advanced Search? Meer dan 5% van de gebruikers? Dit zijn vaak dan wel professionele gebruikers (b.v. onderzoekers), en die hebben dan ook een bijzondere zoekmachine nodig met aangepaste user interfaces en presentaties, en een ander ingericht workflow van de zoekmachine waarbij het niet alleen een kwestie is van 1 klik op de knop.
Ik ben het volkomen mee eens dat voor het ontwerpen en bouwen van zoekmachines we naar de gebruikers moeten. Ja, we kunnen een zoekmachine bouwen voor de massa en eentje voor archivarissen, maar mijn voormalige collega Khairun Nisa Fachry zal laten zien in haar aankomend proefschrift dat als je niet-archivarissen instructies geeft, ze beter begrijpen hoe een meer archivistische zoekmachine werkt, en dat zorgt ervoor dat ze die zoekmachine ook beter kunnen gebruiken en zekerder worden. Er is een rol weggelegd voor archivarissen voor het selecteren, ordenen en beschrijven van de archieven, voor het bestuderen van het zoekgedrag om systemen te kunnen verbeteren, en misschien ook, andersom, om als trainers te fungeren voor niet-archivarissen in hun zoekavonturen met het behoud en gebruik van de complexe structuur in de archiefbeschrijvingen?
Prikkelend artikel, inderdaad! Goed om de laatste ontwikkelingen in het onderzoek naar toegankelijkheid van archieven te weten.
Ik ben het niet met jullie eens dat de volgende tekst klopt:
"[Mensen die informatie zoeken en] Archivarissen die informatie aanbieden zijn eraan gewend geraakt een zoekschermpje [te gebruiken/] mee te leveren waar trefwoorden kunnen worden ingevuld. De wetenschap dat deze manier van zoeken niet bij uitstek geschikt is voor het onderzoek in archieven, die immers bestaan uit informatie die hiërarchisch gestructureerd is, heeft deze ontwikkeling niet kunnen stuiten."
Dit gaat uit van de (mijns inziens ouderwetse) gedachte dat zoeken in archieven altijd langs de stam en de takken naar de bladeren van de hierarchische boom moet verlopen. Toen de bladeren onzichtbaar waren omdat ze in papieren inventarissen zaten, was dit de enige manier om materiaal in een archief te vinden.
Ook informatie op het internet heeft structuur en context, al dan niet hierarchisch. Gebruikers van Google krijgen direct de bladeren gepresenteerd en een goede zoeker zal de context van die gevonden bladeren bestuderen om zijn gevonden informatie te waarderen.
Op dit moment bieden de zoekmachines van archiefdiensten vaak niet de bladeren aan in het zoekresultaat, maar de stammen. Gebruikers snappen dat niet; niet alleen omdat ze Google gewent zijn, maar ook omdat ze (onbewust) snappen dat het in de huidige technische mogelijkheden raar is bij de stam te beginnen. Zoeker afgehaakt. Jammer dan.
Het gaat om het aanbieden van de zoekinterface zodanig dat de zoeker (1) bladeren krijgt (2) heel snel en efficient langs de takken naar de stam kan afdalen. (Let op: ik heb het dus niet over het zoekveldje waarin de term moet worden ingevoerd, maar de presentatie van het resultaat! Daar zit m.i. de oplossing. Hieraan referereert Thomassen zelf even later ook.) Daarnaast zal je de gebruiker moet trainen en begeleiden in het zoeken op deze manier (noemen de bibliothecarissen dat niet "mediawijsheid"?) Daarom is Snuffelen en Graven ook zo'n goede publicatie op dit gebied (niet toevallig met medewerking van de hoogleraar van de Openbare Bibliotheken): dit boekje stelt voor gebruikers in te delen naar de zoekcapaciteiten en niet perse het zoekgedrag.
Tenslotte nog dit over de commercie: "Het internet heeft niet zozeer de ontsluiting van archieven gedemocratiseerd, als wel de toegankelijkheid van archieven gecommercialiseerd."
Hier krijgt "internet" iets in de schoenen geschoven dat door de archiefdiensten zelf is veroorzaakt (internet doet niks). De technieken van internet zijn open en niet-commercieel en kunnen ingezet worden om informatie toegankelijk te maken op de manier zoals je zelf goeddunkt. Google is ook niet schuldig. Vergelijk Google met de onderzoeker die je in het pre-internet tijdperk in je studiezaal had en zelfstandig dingen deed met je informatie, waar je ook geen controle over had. Misschien wel een slecht boek schrijven. Ontzeg je hem de toegang? Sta je zijn gebruik van de informatie niet toe? Laat Google zijn commerciele werk doen en doe zelf je democratiserende werk! Lang leve internet waarmee dat kan.
Ivo Zandhuis
Ik ben het inhoudelijk grotendeels met Christian en Ivo eens. De vraag is echter of hiermee het voorgestelde onderzoek van Theo en anderen op een verkeerd spoor zit. Ik lees in het artikel wel veel aannames. Ik ga ervan uit dat juist deze aannames in de onderzoeken de nodige aandacht zullen krijgen. Ik voeg een uitgebreidere reactie op het artikel bij, want die is veel te lang om hier integraal te posten.
Jules Lauwerier.
Jules Lauwerier zei: De vraag is echter of hiermee het voorgestelde onderzoek van Theo en anderen op een verkeerd spoor zit.
Dat hoeft inderdaad niet het geval te zijn. Ik ben heel blij dat het onderzoek vanuit toegankelijkheid (en waardering) wordt benaderd. Thomassen heeft e.e.a. waarschijnlijk scherp gesteld om discussie uit te lokken. Die prikkeling is bij mij aangeslagen :-) Hopelijk draagt mijn kritische noot dan ook bij aan een nog beter onderzoeksprogramma.
Een totale overgave aan Google, Facebook en andere al dan niet commerciële internet instellingen is natuurlijk niet gewenst. Al is het maar door het simpele feit dat je nooit weet hoe lang ze in deze vorm zullen bestaan. Daar staat tegenover dat deze instellingen een enorme kennis hebben van digitaal zoek gedrag. Maar welk klantonderzoek heeft als basis gediend van het door Thomassen aanbevolen hiërarchisch zoeken? In de vorige eeuw, of was het al eerder, hebben de archivarissen deze hiërarchische structuur bedacht. Met het als hoofddoel een ordening van de fysieke stukken. Papier kan maar op één manier worden geordend. Bij vraagstellingen merk ik echter dat er ook behoefte bestaat aan een presentatie van informatie in een andere structuur. (Denk aan een geheel chronologische ordening voor iemand die een bepaalde periode onderzoekt. Die moet nu opzoek door de hiërarchische structuur naar de gewenste periode.)
Internet zoekmachines die buiten de bestaande structuur op zoek gaan naar informatie zijn een prima aanvulling. Komen ze dan bij het gezochte gegeven in de bestaande hiërarchische structuur, nog mooier. Maar moeten we als archiefdiensten niet eens kijken naar een “flexibele” structuur waarbij de vraagsteller bepaald hoe de gegevens worden gepresenteerd: hiërarchisch, chronologisch, op onderwerp, op geografische gegevens etc.?
Dat vraagt wel een andere manier van beschrijven. De verschillende elementen uit een goede beschrijving halen we uit elkaar en plaatsen die in aparte velden. De bezoeker sorteert die dan naar eigen behoefte.
Lijkt me inderdaad een heel zinnig onderzoek. Want hoe goed Google en anderen ook zijn, waar ze precies naar vissen met hun zoekalgorithmen en wat voor doel ze daarmee nastreven onttrekt zich gedeeltelijk aan onze waarneming. In hoeverre ze niet productieve "kennis"/informatie naar boven willen halen voor een ieder die daarom vraagt weten we niet. En bovendien kan het zo zijn dat ze een deel van de vijver heel goed weten te bevissen, maar dat andere zoekmethoden nieuwe visgronden opleveren, die een goede aanvulling leveren en naar meer zouden kunnen smaken.
Marie-Christine Engels
(Er hapert iets aan de techniek, zie mijn foto niet meer, dus ben benieuwd of dit zo werkt.)
Interessante discussie en hieronder een aantal citaten uit de bijdragen die vooral mijn aandacht hebben getrokken:
Christian:
"Het kan altijd beter natuurlijk, maar in zijn artikel laat Thomassen het doen van concrete voorstellen daartoe - al was het er maar eentje bij wijze van voorbeeld - helaas na."
Junte:
"Ja, we kunnen een zoekmachine bouwen voor de massa en eentje voor archivarissen […]."
Ivo:
"Op dit moment bieden de zoekmachines van archiefdiensten vaak niet de bladeren aan in het zoekresultaat, maar de stammen. Gebruikers snappen dat niet; niet alleen omdat ze Google gewent zijn, maar ook omdat ze (onbewust) snappen dat het in de huidige technische mogelijkheden raar is bij de stam te beginnen. Zoeker afgehaakt. Jammer dan.
Het gaat om het aanbieden van de zoekinterface zodanig dat de zoeker (1) bladeren krijgt (2) heel snel en efficient langs de takken naar de stam kan afdalen."
Jules:
"Ja, ik laat mijn proces leiden door de eerste richting die Google mij geeft. Nee, mijn hele zoekproces gaat veel verder dan alleen Google. Ik kom zelfs wel eens via een inventaris ergens terecht. […] Benieuwd hoe ze het meerwerk van de archiefvormers en archivarissen weten te benutten als bonus op de Google-resultaten. […] Ik lees: gebruikers vinden de inventaris niet. Ik denk: Hè, jammer. Het leek zo goed te gaan. Die inventaris is toch niet waar ik naar op zoek ben ? Nou ja, misschien is de inventaris toch wel een belangrijke schakel in de brug waar men naar op zoek gaat."
Cees:
"Bij vraagstellingen merk ik echter dat er ook behoefte bestaat aan een presentatie van informatie in een andere structuur. (Denk aan een geheel chronologische ordening voor iemand die een bepaalde periode onderzoekt. Die moet nu opzoek door de hiërarchische structuur naar de gewenste periode.)
Internet zoekmachines die buiten de bestaande structuur op zoek gaan naar informatie zijn een prima aanvulling. Komen ze dan bij het gezochte gegeven in de bestaande hiërarchische structuur, nog mooier. Maar moeten we als archiefdiensten niet eens kijken naar een “flexibele” structuur waarbij de vraagsteller bepaald hoe de gegevens worden gepresenteerd: hiërarchisch, chronologisch, op onderwerp, op geografische gegevens etc.?"
Welnu mijn bijdrage: in hetzelfde mei-nummer van het Archievenblad waarin Theo’s artikel is verschenen, heb ik aandacht gevraagd voor het Archieven Portaal Europa. De focus van dat artikel ligt voornamelijk op de projecten achter dit portal initiatief en het (back-end) concept van het portal zelf, maar in het kader van deze discussie kan ik daaraan toevoegen dat het front-end van het portal - het gebruikersinterface - juist om de hierboven opgesomde overwegingen/wensen bewust een mix biedt van de twee verschillende manieren van zoeken waarvan de pro's en con's hier worden bediscussieerd: hierarchisch gestructureerd zoeken en zoeken op de Google manier.
De mix zit vooral in het feit dat dit ook is doorgevoerd in de presentatie van de zoekresultaten: of een gebruiker nu via het bladeren en/of zoeken via de hierarchische structuur van het archievenlandschap, de archievenoverzichten en de inventarissen tot zoekresultaten komt of via het zoeken op de Google manier (via het invullen van zoektermen in een zoekschermpje), bij de weergave daarvan heeft hij/zij altijd de mogelijkheid om te schakelen tussen een “Context weergave” en een “Lijst weergave”, waarbij de “Lijst weergave” uitgebreide opties voor sortering en filtering van de zoekresultaten biedt (onder andere op datum/periode).
Binnen deze beide weergaves is het bovendien altijd mogelijk om de betreffende zoekresultaten in de context van de volledige inventaris te bekijken (en dan ook nog eens in een m.i. voortreffelijke HTML weergave van EAD/XML bestanden (zie een andere discussie op deze site)).
Ik wil hier nu niet meteen beweren dat dit het perfecte systeem is, maar het is zeker een stap in de goede richting en het bestuderen waard :-).
Meer informatie hierover is te vinden in de Navigatie Gids van het portal.
Het heeft er ook alles mee te maken hoe helder de dingen gepresenteerd worden. Beginnende gebruikers van archiefmateriaal hoeven niet altijd in de gaten te hebben dat beide zoeksystemen, naast de overlap, ook nuttige aanvullende informatie kan opleveren juist omdat er op een andere manier gezocht wordt. Met een heldere uitleg wordt dat duidelijk.
Dat Theo Thomassen archieven.nl van mijn werkgever De Ree Archiefsystemen beschouwt als de google van de archieven is op zich dan wel weer een compliment. Maar dat hij stelt dat er geen zoekmachine is die gestructureerd zoeken in een archieftoegang aanbiedt dan ben ik het daar niet mee eens. Dat biedt archieven.nl namelijk wél, zoals Christian ook al opmerkt. En zoals Wim hierboven zegt, er zijn meer systemen die dat doen.
Overigens is De Ree daarmee niet degene in wiens handen het toeganglijkelijk maken van archiefinformatie wordt gelegd, maar slechts de aanbieder van de (hierarchische) infrastructuur: toegankelijk maken doen de archiefdiensten zelf. En daar zit het echte probleem, volgens mij. Het optimaliseren van het vinden van relevant archiefmateriaal zit hem niet (alleen) in het verbeteren van zoekmachines, maar in het anders of beter nog nader toegankelijk maken van dat materiaal. Aan de omschrijving ‘ingekomen stukken 1912’ valt nu eenmaal weinig te vinden, hoeveel context en hierarchie er ook om heen zit. In het nader toegankelijk maken en het onderling linken van beschrijvingen zit hem nou net de kracht van archieven.nl: context is, indeed, everything.
Dat neemt niet weg dat het nóg beter, helderder, duidelijker gepresenteerd en intuïtiever zou kunnen. Zodat niet alleen de gebruiker, maar wellicht ook google de informatie beter kan vinden en duiden. We blijven dan ook ontwikkelen!
Volgens mijn bescheiden mening zit het probleem niet in de zoekmachines of in de manier van presenteren. De manier van toegankelijk maken, het beschrijven, is domweg inadequaat. We beschrijven series. Daarmee sluiten we meteen al een heleboel zoekmogelijkheden uit.
Dat archivarissen nog steeds denken dat het maken van een klassieke inventaris met rubrieken en gesublimeerde beschrijvingen de manier is om de informatie in de depots naar het (al dan niet grote) publiek te brengen, daar zit het grote manco. Op een fatsoenlijke manier Inhoudelijk ontsluiten lost meer dan de helft van de problemen van het vinden van de juiste informatie op. De interface doet dan meteen minder ter zake. De manier waarop wij (archivarissen) het nodig vinden om informatie te ordenen maakt het voor een leek bijna ondoenlijk om die informatie te vinden. Daarmee bezegelen we ook ons lot in deze tijd waarin informatie belangrijk is, maar wij er niet in slagen om de echte discussie te voeren.
Verwijzen naar schuldigen buiten de eigen sector is een beproefd middel, maar lost het probleem niet op. Het probleem, dat zijn we zelf.
@Luud: Volgens mij klopt het wel dat de manier waarop archivarissen archieven beschrijven nog steeds niet helemaal in de pas loopt met alle mogelijkheden van het digitale tijdperk. Daar ben ik recent nog tegenaan gelopen bij het inrichten van de interoperabiliteit tussen het Archieven Portaal Europa en Europeana, dus het 'mappen' van informatie over digitale archief objecten vanuit hiërarchisch gestructureerde EAD bestanden naar op Dublin Core gebaseerde 'platte' ESE records.
Voor het object georiënteerde Europeana portal is het van belang per object alle relevante (context) informatie te verzamelen en dan is het niet altijd mogelijk om daarvoor de informatie uit de hogere hiërarchische lagen van een EAD inventaris van toepassing te verklaren op object of bestanddeel niveau, simpelweg omdat die informatie vaak te algemeen is. Een betere (lees: uitgebreidere) beschrijving op object of bestanddeel niveau is dan de oplossing. Zie voor voorbeelden o.a. pagina 26 en verder van dit rapport. Een betere/uitgebreidere beschrijving op object of bestanddeel niveau is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan: veel archiefinstellingen zullen een 'legacy' aan 'old school' inventarissen hebben en die omwerken is natuurlijk een hele klus. Maar aangezien betere toegankelijkheid inderdaad staat of valt met betere beschrijving, vooral op object of bestanddeel niveau, wordt het misschien toch wel tijd om daar in ieder geval bij het bewerken van nieuwe archieven naar te streven (dus: archiefbeschrijving 2.0 ;-)).
Beste Wim,
zoals je al aangeeft is dit een hele klus. Niet alleen in de laatste plaats door de grote hoeveelheid gegevens die gevraagd worden om EAD, Dublin Core en ISAD te beschrijven. Daarnaast is het ook een apart vak om via deze methodes te gaan beschrijven. Een lastige opgave als veel archieven door vrijwilligers of lager geschoold personeel beschreven worden. Wellicht is het handiger om bij al het EAD, Dublin Core en ISAD wat minder te kijken naar wat "ideaal"zou zijn maar meer naar wat haalbaar is.
Beste Cees, Het klopt dat het beschrijven 'an sich', zeker volgens bepaalde standaarden en voor bepaalde systemen, een vak apart is. Uiteraard kan met 'slimme' software tools een heleboel worden opgevangen, maar toch staat of valt naar mijn mening de toegankelijkheid van het materiaal vooral met de kwaliteit van de (inhoudelijke) beschrijving.
Een eenvoudig voorbeeld dat meteen aantoont waar ik in mijn vorige post op doelde: als je in een inventaris in de inleiding bij het beschrijven van de taal van het archiefmateriaal stelt: "Het merendeel der stukken is in het Nederlands. Een deel is gesteld in talen als het Italiaans en het Frans." en je laat op bestanddeel niveau na om bij de betreffende stukken in het Italiaans en het Frans te melden dat ze niet in het Nederlands, maar in het Italiaans en het Frans zijn, dan kun je daar later onmogelijk meer een selectie op maken.
Als zo'n archief al eenmaal zo beschreven is, dan is het natuurlijk een hele klus om al die stukken weer een voor een na te lopen om na te gaan welke daarvan nu precies niet in het Nederlands maar in het Italiaans of in het Frans zijn, maar indien er bij het bewerken van nieuw archief voortaan op gelet zou worden, zou dat op den duur wel schelen. En dit is in feit nog maar een kleinigheid, ik kan me voorstellen dat er zo nog veel meer - belangrijkere - inhoudelijke verbeteringen kunnen worden doorgevoerd in archiefbeschrijvingen.
Beste Wim,
Zoals je schrijft "dit is maar een kleinigheid" (het taalvoorbeeld is trouwens een prima voorbeeld) maar er zijn voveel kleinigheden. Software ondersteuning biedt veel mogelijkheden om dit te ondervangen. Zeker als de te kiezen dat gecontroleerd wordt. Zelf plijt ik regelmatig om de hele beschrijving in verschillende onderdelen op te splisten met controle op de invoer. Helaas is hier heel veel tegen stand bij collega's omdat hier mee hun handweerk en creativiteit wordt beknot. Een bezwaar dat ik gevoelsmatig kan delen. Van een meubelmaker ga je over naar het in elkaar zetten van Ikea achtige meubelen. Komen we terug aan het begin van de discussie.
Zijn archivarissen liever "meubelmaker" dan managers van een Ikea winkel?
Zal het de klant veel kunnen schelen of zijn informatie ambachtelijk is gemaakt of via een Google machine?
Beste Cees, Als je als archiefinstelling in de situatie bent dat je voor het beschrijven van archieven voornamelijk bent aangewezen op vrijwilligers of lager geschoold personeel zoals jij hieronder aan gaf, dan denk ik dat je er niet aan ontkomt om een of meer van je archivarissen als manager in een ikea-winkel te laten opereren en dat zou m.i. helemaal geen probleem moeten zijn.
Wat betreft je laatste vraag: in het algemeen - in iedere branche - zijn klanten de laatste tijd veel mondiger geworden en zich veel beter bewust van de (on)mogelijkheden, dus als de ene manier van gegevens aanleveren hen duidelijk meer voordelen biedt boven een andere manier, dan zal hen dat m.i. wel degelijk wat kunnen schelen.
Het heeft inderdaad niet veel zin naar elkaar te wijzen, we komen verder door elkaar aan te vullen.
Wel is het denk ik handig om duidelijk in de discussie mee te nemen dat we allemaal verschillende rollen kunnen hebben en dat het materiaal waar we het in de gauwigheid over hebben ook grote verschillen kan vertonen. Zelf spreek ik nu als archivaris en onderzoeker, als iemand die uitleg geeft over het gebruik, maar ook zelf gebruiker is. Als gaat over "ingekomen stukken" uit 1912 dan is de kans groot dat die nog niet gedigitaliseerd en machineleesbaar te doorzoeken zijn. De gebruiker kwam in dat geval vermoedelijk uit bij een (al wel gedigitaliseerde) primaire toegang. Nu leest niet iedereen gebruiksaanwijzingen en is dat ook niet altijd nodig om te zoeken en te vinden. Maar in dit geval kunnen ze toch essentieel zijn, al zal er wel degelijk ook nog zelf moeten worden gezocht en wordt de gezochte informatie inderdaad niet op een presenteerblaadje aangeboden.
Immers secundaire toegangen, die nader ontsluiten, vergen meer tijd om te maken en tijd is geld weten we helaas, plus professionals worden nogal eens voor te duur gehouden. In een tijd waarin zelfs vrijwilligers als kostenpost kunnen worden gezien, is die tijd voor het maken van goede secundaire toegangen er vaak niet. Ik laat even in het midden of professionaliteit een voordeel kan zijn, dat is weer een andere discussie. Een ander punt is dat alle onderwerpsgerichte ontsluiting per definitie subjectief is. Juist bij "ingekomen stukken" wordt het, zoals al eerder gezegd, bovendien erg arbeidsintensief om alles nader te ontsluiten. Je bent dan terug bij de ouderwetse regesten of transcripties. Iemand die op zoek is naar iets dat niet is opgenomen zou bij een ontsluiten op specifieke onderwerpen kunnen denken dat het gezochte materiaal er niet is, terwijl dat wel het geval kan zijn. De onderwerpskeuze kan ook erg bepaald zijn door de tijd waarin de nadere toegang is gemaakt. Het risico dat er meer onder de ijsschots te vinden is, is er bij veel digitale zoeksystemen ook. Bij een nieuw systeem moet er dus goed gecheckt worden of het werkt zoals het bedoeld is en of er niet onbedoeld dingen uit het zicht verdwijnen.
Kortom, het is van belang te weten met welk instrument je werkt, met welk doel en wie het gemaakt heeft. Dat geldt niet voor een simpele zoekvraag, bijvoorbeeld een trouwakte. Als het simpele instrument daar al goed werkt, dan kan dat voldoende zijn. Maar bij een gecompliceerde zoekvraag is het nuttig te bedenken welke zoekmiddelen je kan en wil inzetten. En het is belangrijk dat te kunnen leren en daar eventueel hulp bij te krijgen (via de digitale weg of op de studiezaal).
Ik merk herhaaldelijk dat er mensen in de studiezaal komen die het verschil tussen een primaire toegang/inventaris en de eigenlijke bronnen niet weten. Soms weten ze ook al niet meer hoe ze gezocht hebben en waar ze uiteindelijk zijn uitgekomen. Het is helemaal niet erg als het om nieuwkomers gaat, het is immers heel goed te leren als je de kans krijgt en daar gebruik van wilt maken. Het kan van belang zijn om te weten of je iets gevonden hebt op de website van het archief of op een andere informatiebron, want de geboden informatie kan verschillen en daar kunnen allerlei redenen voor zijn. Gebruikers op weg helpen kan voor beide partijen dus leuk en nuttig zijn.
Ook is het wel degelijk nuttig om te weten of de maker van het zoeksysteem een commerciële partij is of niet. Google richt zich niet primair op archieven, De Ree doet dat juist wel. Ook van deze instrumenten is het goed om te weten wat ze doen en wat hun doel is. (Ik vel hierbij geen oordeel, maar wil slechts weten hoe het werkt en wat de voor- en nadelen zijn.)
Wim heeft het duidelijk al over digitaal archief, integraal zoeken is dan wel mogelijk. Hier speelt de kwestie waar in de hiërarchie iets is opgenomen. Door alles heen, ook bij puur digitaal materiaal, blijft spelen hoever je kunt gaan... En dat het nuttig kan zijn verschillende instrumenten in te zetten.
Kleine kanttekening: ik had het duidelijk niet over digitaal archief, maar over een (digitale) inventaris op nog niet digitaal beschikbaar gesteld papieren archief en dan is m.i. de kwaliteit van de beschrijvingen inderdaad van nóg groter belang dan in het geval van digitaal archief, want bij onvoldoende beschreven digitaal archief zou je eventueel nog op redelijk gemakkelijke wijze aan de ontbrekende gegevens kunnen komen (bijvoorbeeld via full-text search, uiteraard ook alleen indien de aard van het materiaal dit toe laat).
PS Of iedereen weet dat hij aan het ene instrument meer heeft dan aan het andere of dat het ene instrument voldoet, waag ik te betwijfelen. Mensen komen te vaak op de inventaris - ofwel de gebruiksaanwijzing - uit en weten dan niet dat de daadwerkelijke stukken nog moeten worden aangevraagd. OK, dat gaat dan in dit voorbeeld niet om digitaal materiaal en vaak ook nog eens niet gedigitaliseerd archief, maar ook in het digitale geldt dat het ene zoekmiddel niet identiek is aan het andere. En beginners kunnen niet alles weten, een topsporter moet er doorgaans ook veel voor oefenen. Het gaat denk ik ook te ver om te stellen dat de borstcrawl maar moet worden afgeschaft omdat de schoolslag ook voldoet...
Luud, het is denk ik nuttig aan te geven hoe je denkt dat we tot een betere/nauwkeuriger beschrijving moeten komen, want dat werd me uit je opmerking nog niet duidelijk.
Te snel geconcludeerd. Dank voor de aanvulling Wim!
@Wim: De technische ontwikkeling van de Context weergave ga ik zeker volgen. :-)
Ik denk dat bij het zoeken handig is als elke stap die de gebruiker zet (binnen een EAD) wordt opgeslagen en daarmee kun je op een goedkope manier toch de context behouden in de user interface. Bij de Context weergave moet datgene wat Ivo heeft geschreven (en wat ik heb bestudeerd/getest in mijn oranje boekje) nog worden geimplementeerd. Wat ik destijds heb gedaan is het ophalen van de content in de nodes en vervolgens de context reconstrueren door terug te gaan in de hierarchie, en dan de resultaten op het scherm tonen, maar dit is duur. Daarnaast heb je het probleem dat de beschrijving op item-niveau heel sumier is beschreven, en dat je per se de structuur en de beschrijvingen op een hoger niveau nodig hebt om de beschrijving op item-niveau te kunnen begrijpen. Ik kreeg deze vraag van Wendy Duff tijdens mijn verdediging: hoe lossen we dit op? We komen dan automatisch terecht bij de manier van archieven beschrijven. Ik denk dat een goede stap zou zijn om in ieder geval minder gebruik te maken van hele diepe hierarchie. Dit is voor iedereen complex, maar dit is puur vanuit het oogpunt van de toegankelijkheid beredeneerd. Dit is o.a. al voorgesteld door P.J. Scott in een artikel in The American Archivist in 1966. In 1986 heeft M.J. Evans voorgesteld om de beschrijvingen over de archiefvormer en de inventaris te scheiden. Dit hebben Bearman en Lytle in 1985 ook al voorgesteld. Het is nu 2012, en het einde is (lang) nog niet in zicht. Om de discussie verder te helpen, heb ik een aantal proposities bedacht: 1. Een normale (de massa) bezoeker (user) zoekt niet op basis van structuur, maar op basis van inhoud. En als die bezoeker niet zoekt op basis van structuur, dan moet die bezoeker niet lastig gevallen met deze structuur. 2. Bezoekers van archieven zijn Google gewend, maar hebben geen Google om in de archieven te zoeken. Toch moet je ze geen "Google" ontnemen. 3. "Google" is de eerste stap in het zoeken. Zie het als het amuse of als de Telegraaf. Voor meer diepgang gaan mensen automatisch andere tools en geavanceerdere zoekmachines gebruiken. 4. De toegankelijkheid van archieven moet worden gedemocratiseerd. Maar voor democratie heb je goedopgeleide burgers nodig. Als we bezoekers gelijkstellen aan de burgers, dan moeten we de bezoekers (beter) opleiden. 5. Bezoekers die vaker zoeken worden vanzelf handige zoekers en zullen gebruik gaan maken van de "context" van archiefbeschrijvingen. 6. Archivarissen hebben een voorbeeldfunctie. Bezoekers leren zoeken door te kijken naar voorbeelden. 7. Accepteer dat "Henk en Inge" geen archieven gaan bezoeken of gebruiken. We moeten de beperking van de toegankelijkheid van archieven accepteren.
@Junte: Als ik je goed begrijp bedoel je dus eigenlijk zoiets als wat we bij het inrichten van de interoperabiliteit tussen het Archieven Portaal Europa en Europeana hebben geïmplementeerd voor het 'mappen' van EAD informatie naar ESE (zie het eerder aangehaalde rapport) en waarvan we het principe al in 2009 hadden beschreven: het langs de hierarchie doorzoeken van een EAD bestand naar de zoekterm (in het geval van de EAD naar ESE mapping: op zoek naar bestanddeel beschrijvingen met links naar digitale objecten) en bij het vinden daarvan weer terug omhoog klimmen langs diezelfde EAD hierarchie om alle hoger in de hierarchie gelegen relevante context informatie te verzamelen en die vervolgens in compacte vorm als de volledige context van het betreffende bestanddeel (of in het geval van Europeana: van het betreffende digitale object) te presenteren?
Dat is inderdaad duur, in ieder geval qua performance als je het 'on the fly' doet en dan nóg kun je tegen onvolledige of niets zeggende context informatie aan lopen, bijvoorbeeld als ook de beschrijvingen in de hoger gelegen hierarchie summier zijn. Ik kan me dan ook wel vinden in je voorstel om in ieder geval minder gebruik te maken van hele diepe hierarchie: dat nodigt misschien wel meer uit om beter of uitgebreider te beschrijven (en dan bedoel ik "uitgebreider" als: "inhoudelijk/kwalitatief uitgebreider", dus niet als: "technisch/hierarchisch uitgebreider").
Verder: we weten allemaal dat er vrij veel kan in EAD, maar we hoeven niet alle toeters en bellen te implementeren. In die zin kan ik me ook wel in het pleidooi van Cees van eerder vandaag vinden.
@Marie-Christine
Denk aan het inhoudelijk ontsluiten van seriebeschrijvingen, dus de onderwerpen van vergaderingen die in de notulen zijn vastgelegd. Nog beter zou het zijn om ze te digitaliseren en, voorzover het typeschrift betreft, te OCRren.
De naamindexen op de burgelijke stand is het meest sprekende voorbeeld van goede inhoudelijke onstluiting.
Daarmee maak ik meteen een bruggetje naar mijn volgende reactie
@Junte
Jouw eerste propositie is er eentje naar mijn hart. Maar dat is vloeken in de kerk. Kijk maar eens hoeveel woorden hiervoor zijn gewijd aan het beagrumenteren van contextgegevens. Er is geen enkele genealoog die zich druk maakt over de contectgegevens van het doopregister of het huwelijksregister. Het gaat om de inhoud, de tekst, de informatie. Welk archief, door wie gevormd, allemaal leuk voor de statistieken, maar voor het gros van de bezoekers niet interessant en zelfs niet eens relevant.
Je beschrijft het goed.
We kunnen ons het beste richten op nadere toegankelijk maken (inhoudelijk toegankelijk maken) van archieven dan op het bedenken van systemen die onze eigen bedachte systematiek die wetenschappelijk ongetwijfeld volkomen verantwoord is in begrijpelijke taal en in een interface te presenteren aan een publiek dat er toch geen raad mee weet. En het niet nodig heeft.
De onderzoeker die er wel interesse in heeft moet die informatie kunnen opvragen, natuurlijk, maar daar moeten ze dan toch even bij de specialist aankloppen.
Propositie 5 onderschrijf ik ook helemaal.
Nog wat reactie op andere proposities van jouw hand:
4. De toegankelijkheid van archieven moet worden gedemocratiseerd. Maar voor democratie heb je goedopgeleide burgers nodig. Als we bezoekers gelijkstellen aan de burgers, dan moeten we de bezoekers (beter) opleiden.
Dat is niet onze taak. Van de archivarissen of archieven bedoel ik.
6. Archivarissen hebben een voorbeeldfunctie. Bezoekers leren zoeken door te kijken naar voorbeelden.
Dit snap ik niet zo goed. Betekent dat dat wij als archivarissen beter moeten leren zoeken of dat we onze zoekmachines moeten verbeteren. Of allebei? Ik begrijp niet zo goed waarom archivarissen hier een voorbeeldfunctie hebben. Dat schoolmeesterachtige moeten we eens van ons afwerpen. Als wij informatie aanbieden op een manier die studie vereist dan doen we iets verkeerd. Dan moeten we niet zeggen dat wij vervolgens de bezoekers moeten gaan opvoeden om de informatie te vinden. We moeten ze helpen om informatie te vinden, niet opvoeden, opleiden oid.
7. Accepteer dat "Henk en Inge" geen archieven gaan bezoeken of gebruiken. We moeten de beperking van de toegankelijkheid van archieven accepteren.
Hier ben ik het abslouut niet mee eens. Ik denk dat veel meer mensen de informatie uit archieven zouden gebruiken als wij er in slagen om het op een fatsoenlijke, inhoudelijke manier gaan aanbieden. Ik pleit hiermee niet voor een enorme toename van bezoekrs die we koste van kost moeten nastreven. Verre van dat. Maar via internet kunnen veel meer mensen informatie vinden die ze nodig hebben of interesseert.
De illussie dat iedereen gebruik kan maken van archieven moet wel bestreden worden. Er zijn domweg beperkingen die je niet kunt opheffen.
@Wim
Vriendelijk verzoek: als je reageert verwijder dan de herhaling van de vorige post. Als je kiest voor de reageeroptie helemaal onderaan, dan heb je die ballast niet.
@Luud
Ok, sorry ... jij houdt duidelijk niet van hierarchie ;-)
@Luud,
Prima, liever dan die OCR-variant als dat niet te luxe en te duur is. En wat het "opvoedende aspect" aangaat: paternalistisch en aanmatigend moet dat niet zijn, maar ingewikkeld archief is niet altijd "gemakkelijk" te maken (ik heb het dus niet over het voorbeeld dat je geeft waarbij dat wel kan en ik denk dat er ook nog steeds mensen met allerlei zoekvragen naar archieven komen, ik zie ze tenminste wel). De mensen die willen leren met het moeilijker archief om te gaan krijgen wat mij betreft ook een kans, ongeacht hun opleiding of achtergrond, daar help ik ze graag mee. Ik leg graag uit en probeer mijn frikkerige trekjes (kind van een paar generaties onderwijzers, onderwijzeressen en leraren) zoveel mogelijk te onderdrukken en hoop dat er genoeg mensen met zo'n instelling de mensen op weg mogen blijven helpen, ook in de digitale toekomst...
Wim en Junte, jullie hebben elkaar gevonden, nu maar hopen dat handige en betere wegen in dit geval ook niet te duur blijken. Als vele handen hier hulp zouden kunnen bieden om het prijskaartje naar beneden te krijgen is er een missie lijkt me, of is het puur een kwestie van dure techniek? (Hier spreekt een leek, maar wel eentje die wil leren.)
Best wel, als het echt nodig is :) Wim van Dongen zei:
@Luud
Ok, sorry ... jij houdt duidelijk niet van hierarchie ;-)
@Marie-Christine
Dat is volgens mij ook wat ik betoog. Niet investeren in hele moeilijke oplossingen met veel kostbaar onderzoek naar iets wat voor een hele kleine groep relevant is. Maar natuurlijk helpen we iedereen die verder wil komen in onderzoek! Dat zal ook altijd nodig blijven of de bronnen nou analoog of digitaal zijn.
@Marie-Christine
Ik ken het "dure" van de hierboven geschetste oplossing alleen in termen van performance: als je dat zo zou implementeren, dan zou een gebruiker veel te lang op zijn/haar zoekresultaten moeten wachten (en dus afhaken). Maar misschien kunnen we er een 'slimme' oplossing voor bedenken.
Zo hebben we bijvoorbeeld in het Archieven Portaal Europa het performance probleem bij het tonen van zoekresultaten in de volledige weergave van een grote hierarchisch gestructureerde inventaris opgelost door de gebruiker weliswaar meteen te laten 'landen' bij het betreffende zoekresultaat, maar de volledige hierarchie in het linkergedeelte van het scherm (de navigatie binnen de toegang zelf, dus binnen de context van het zoekresultaat) niet meteen helemaal open te klappen, maar dat aan de gebruiker over te laten via links als "Meer voor ..." en "Meer na ..." (voorbeeld).
Marie-Christine zei:
Wim en Junte, jullie hebben elkaar gevonden, nu maar hopen dat handige en betere wegen in dit geval ook niet te duur blijken. Als vele handen hier hulp zouden kunnen bieden om het prijskaartje naar beneden te krijgen is er een missie lijkt me, of is het puur een kwestie van dure techniek? (Hier spreekt een leek, maar wel eentje die wil leren.)
@Luud,
Uitstekend, eens, iedereen die het wil en kan (en dat is ook de moeite ervoor nemen) moet in principe in de archieven onderzoek kunnen doen.
@Wim,
Gelukkig, want al dat "duur" is extra vervelend in deze tijden. Dit betekent in strikte zin gewoon meer geduld hebben. En voor de ene zoekvraag zul je snel "bingo" kunnen zeggen, maar voor de andere niet. Als het "spoor" te volgen is, dan is dat uitstekend, ook al duurt het langer. Wellicht is het mogelijk onervaren onderzoekers mee te geven dat ze niet te snel af moeten haken. In de studiezaal werkt dat doorgaans wel en ook digitaal moet die boodschap op een goede manier te brengen zijn lijkt me.
@Christian e.a.
Ja, sommigen vinden dit en anderen dat en de enige manier om duidelijkheid te scheppen is onderzoek. Dat is dus wat ik bepleit. Laten degenen die het niet met mij eens zijn meedoen aan zo'n onderzoek: dat is de beste manier om hun gelijk en mijn ongelijk te bewijzen. De zaak zelf is in ieder geval belangrijk genoeg.
Ik signaleer dat de toegankelijkheid van informatie steeds meer geprivatiseerd wordt. Al eerder is gesteld dat je niet bestaat als je niet op het internet zichtbaar bent; daaraan kan worden toegevoegd dat je nauwelijks bestaat als je niet via Google te vinden bent. Uiteraard is het de verantwoordelijkheid van archiefinstellingen om zichzelf en hun materiaal op het internet zichtbaar te maken, maar daar valt nog wel een wereld te winnen.
Toegankelijkheid (en ook preservering) van informatie wordt steeds meer bepaald door grote internetbedrijven als Google. Google en sociale media personaliseren en customiseren zoekresultaten; ze ranken ze op basis van wat een gebruiker eerder heeft gezocht, van wat diens relaties leuk vinden en van wat adverteeerders willen verkopen. Hun selectiecriteria zijn niet openbaar en kunnen dus niet worden gecontroleerd. Bovendien bepaalt Google nu al in sterke mate wat gedigitaliseerd wordt (en wat niet). Wat dit voor de vindbaarheid van archiefmateriaal nu al betekent of gaat betekenen (Google is nog niet zo in archiefmateriaal geïnteresseerd) zou moeten onderzocht.
Interessante boeken hierover:
Siva Vaidhyanathan, The Googlization of Everything (and why we should worry), Los Angeles, 2011, en Eli Pariser, What the Internet is Hiding from You, New York, 2011.
Dat archivarissen het gestructureerde zoeken hebben uitgevonden is een misvatting. Klassieke archieven bestaan uit infomatie met een hiërarchische structuur, die ook de primaire zoekstructuur is. Als je die zoekstructuur in een toegang wil representeren krijg je in eerste instantie een toegang met een hiërarchische structuur. Daar kunnen archivarissen weinig aan doen. Ze kunnen er natuurlijk wel een zoekstructuur overheen leggen die van de oorspronkelijke structuur gebruik maakt. Ook het beschijven van lange series is niet een archivarissenhobby. Ze zitten in je archief of ze zitten er niet in. Tegenwoordig hebben archiefvormers betere middelen om hun archieven toegankelijk te maken en te houden.
Er zijn natuurlijk meer vragen die door onderzoek kunnen worden beantwoord, vragen die te maken hebben met de selectie van wat archiefdiensten aan bronnen en toegangen wel en niet on line beschikbaar maken, met de verantwoording daarvan, met de mate van deontextualisering die daarmnee gepaard gaat en met de consequenties daarvan voor het zoekgedrag en het zoeksucces van on line gebruikers.
Interessant in dit verband is ook een onderzoek dat door het KNHG is gestart naar de verminderde (fysieke) dienstverlening van archieven in verband met de on line beschikbaarstelling van archiefmateriaal, waar ook op dit forum aandacht aan is besteed. Zie http://www.knhg.nl/wpcontent/uploads/enquete.pdf
.
Google doet nog niet zo heel veel met archieven, maar wel al het nodige met bibliotheken. In dit kader nog een interessante link: http://www.athenaeum.nl/boek-van-de-nacht/googles-grote-witte-hoop
@Theo: Bedankt voor je reactie. Je hebt gelijk als je zegt dat onderzoek nodig is; ik zal de laatste zijn die tégen verder onderzoek is, omdat ik als geen ander weet dat de wereld van zoeken en vinden voortdurend verandert. Het enige waarop ik wil wijzen is, dat er al heel veel onderzoek is gedaan, dat dit onderzoek lang niet altijd gedeeld wordt, en dat we lang niet altijd een goed overzicht hebben van de conclusies die uit al dat onderzoek getrokken kunnen worden.
Ben ik nog wel benieuwd naar enkele concrete voorbeelden van wat er beter kan aan de presentatie van bijvoorbeeld Archieven.nl? Dit om de discussie ook gewoon een stuk concreter te maken, zonder overigens details centraal te willen stellen.
Ivo's vergelijking met een stam en bladeren vind ik doeltreffend. Archieven.nl gaat niet echt uit van de stam, ook niet van de bladeren (maar presenteert als zoekresultaat als eerste takken in de vorm van toegangen en nadere toegangen; klikken daarop biedt pas blaadjes), APE doet dat wel. Die laatste is trouwens een mooi voorbeeld van hoe de interface van archieven gebruik kan maken van die van Google (en de gewenning van klanten): links de filters, in het midden de zoekresultaten in de vorm van bladeren en rechts zelfs een preview.
Overigens is recentelijk de presentatie van Archieven.nl weer sterk verbeterd: minder klikken, minder nieuwe vensters/tabs, intuïtiever en sneller navigeren door resultaten. Nog niet ideaal, wel weer verbeterd. Voor de komende tijd zou ik zelf graag inzetten op een goed usabilityonderzoek.
Want juist in de presentatie is winst te behalen, zoals Ivo al terecht opmerkt; de toegangen zelf zullen immers wel hetzelfde blijven. Dit bleek ook weer tijdens de afgelopen speel-en-deelsessie over ISAD, ISAAR en het semantisch web: het inhoudelijk aanpassen van bestaande toegangen aan nieuwe inzichten is dusdanig veel werk, dat niemand zich daaraan wil wagen (vooral omdat er nog zat ander werk ligt, zoals materiaal dat nog helemáál niet is ontsloten). Met het aanpassen van de structuur is wel relatief snel enige winst te halen, begreep ik.
Blijft staan dat échte winst alleen gevonden zal worden in: dieper ontsluiten, nader toegankelijk maken, indiceren, transcriberen, content geven, scannen. Wat mij betreft ligt daar de prioriteit; kijken hoe we die nadere toegankelijkheid zo snel en zo goed mogelijk gerealiseerd kunnen krijgen, waarbij alle aspecten worden meegenomen, van selecteren tot presenteren. Met of zonder Google.
De vraag naar een concreet voorbeeld hoe het beter kan met de presentatie van archieven(.nl), ligt volgens mij vooral bij de zoekresultaten, zoals ook al eerder is gezegd in deze discussie. Het gaat dan vooral om de verhouding tussen de stam (het archief), de takken (de toegang/rubrieken) en de bladeren (de bestanddelen). Dat sommige bezoekers niet beseffen dat dit slechts beschrijvingen zijn en niet de stukken zelf, lijkt me wel uit te leggen a.h.v. de vergelijking met de bibliotheekcatalogus online.
Door de introductie van Archieven Portaal Europa (APE) in deze discussie (kende ik nog niet) is er nu een interessante vergelijking mogelijk van beide zoeksystemen. Zie voor de uitwerking hiervan een nieuw blog, het werd wat lang en enigszins een afgeleide van deze discussie.
@Ernest: Mooie aanvulling op de discussie, die extra blogpost! Zelf ben ik vooral benieuwd naar hoe je uiteindelijk bepaalt wat een treffer is, hoe relevant die is in verhouding tot andere treffers, en hoe gebruikers die treffers benaderen (anders dan Google?).
@Theo: In mijn reactie op Ernests blogpost heb ik alvast wat onderzoeksuggesties gedaan voor je...
@Theo
Het lijkt me leuk onze visies te delen en daarmee tot nieuwe inzichten te komen.
Het is waar dat voor het brede publiek geldt: als materiaal niet wordt gevonden met een zoekmachine (meestal Google) of aangeraden door een vriend (via Facebook of Twitter), dat het materiaal niet bestaat. Dat is overigens niet heel anders dan vroeger: volgens mij onderzoeken historici meestal materiaal dat ze vinden via een voetnoot van een collega. Inderdaad: deze voetnoot is niet commercieel.
Persoonlijk ben ik blij dat deze commerciele partijen een businessmodel hebben gevonden waarmee ze ons kunnen helpen het materiaal onder een breed publiek onder de aandacht te krijgen. Zonder businessmodel was het niet waarschijnlijk dat het op deze schaal mogelijk zou zijn geweest.
Die commerciele partijen kunnen ook tot beperkingen leiden. Net zoals archivarissen onafhankelijk moeten zijn van de zorgdragers, moeten ze ook onafhankelijk zijn van de commerciele markt. Maar tot nu toe doen we niet voldoende ons best om die onafhankelijkheid te realiseren. Ondermeer door na te laten het zelf te doen. Een eigen, goede zoekmachine of verwijstechniek met mooie urls (die we zelf goed begrijpen) biedt "intellectuelen" (zonder onderscheids des persoons, want voor iedereen online) alle kansen om bestuur, rechtsvinding en verleden onafhankelijk te duiden. Daar moeten we voor gaan.
@Christian
Mijn opmerkingen in het artikel in het Archievenblad gingen over de privatisering van de toegankelijkheid. Ik vraag me af welke consequenties dat voor de toegankelijkheid heeft. Als ik het antwoord op die vraag al zou weten, zou ik niet voorstellen er onderzoek naar te doen.
Archieven.nl heb ik in een voetnoot genoemd als voorbeeld van privatisering van de toegankelijkheid, niet omdat de presentatie me niet bevalt.
Wat treffers zijn en hoe hun rangorde wordt bepaald vind ik ook interessante vragen.
@Ivo
We moeten natuurlijk gebruik proberen te maken van diensten die grote internetbedrijven aanbieden. Dat neemt niet weg, dat hun businessmodel niet bedoeld is om ons te helpen bij de archiefontsluiting, maar om onze hulp te krijgen bij het verzamelen van klantgegevens en klantprofielen: onze klanten zijn hun producten. Wat dat betekent voor hun infoaanbod in het algemeen is uitgebreid onderzocht voor zover het geheimhoudingsbeleid van de betrokken bedrijven dat toeliet (personalisation, customisation). Wat de consequenties zijn voor het aanbod aan archiefinformatie niet.