Wat hebben wij wetenschappers te bieden? En waarom zouden we??

  • mrt 2013
  • Christian van der Ven
  • ·
  • Aangepast 27 jun
  • 18
  • 31
Christian van der Ven
KIA Community
  • Fred van Kan
  • Petra Links
  • Ivo Zandhuis
  • Verwijderde gebruiker

In Archievenblad nummer 2 van dit jaar schrijven Petra Links en Ivo Zandhuis over geesteswetenschappen en digital humanities. Ze grijpen de lancering van Nederlab (zie mijn blog) aan om te stellen:

Wellicht wordt het tijd om te kiezen. En wij vragen ons af of archiefinstellingen niet meer dan nu zouden moeten kiezen voor de behoeften van de (geestes-)wetenschapper.

Het brede publiek, voornamelijk bestaande uit genealogen, kan volgens de auteurs goed voor zichzelf zorgen, publiek dat zoekt naar een 'erfgoedbeleving' kan worden bediend door musea en ook op het gebied van overheidsinformatie gaan we de strijd -die blijkbaar gaande is- waarschijnlijk verliezen.

Nou kun je over alle keuzes en de argumentatie daarachter twisten en over bovenstaande keuze al helemaal. Maar laten we nu eens níet over de keuze an sich gaan discussiëren. Er is namelijk inderdaad veel voor te zeggen om de banden met de wetenschap aan te halen. (Alleen mag je je afvragen of dat voor alle typen archiefinstellingen in even zo grote mate geldt.)

Onderzoeksruimte

In het artikel wordt Fred van Kan aangehaald, die eveneens voorstander is van die keuze, om specifiek met de wetenschappers in gesprek te gaan en om er zo voor te zorgen dat er "een virtuele onderzoeksruimte tot stand komt die echt aanslaat!" Nou word ik niet bepaald enthousiast als ik de verdere blogpost van Fred lees; hij schrijft die post in de context van een archiefcongres in Duitsland en als ik de archivarissen die hij heeft gesproken mag geloven, zijn die niet echt gelukkig met hun 'band' met de wetenschap. Maar dat terzijde. De ene context is immers de andere niet.

Interessanter is: blijkbaar bouwen wij aan of hebben wij op dit moment zelfs al een virtuele onderzoeksruimte die niet of toch tenminste niet volledig aanslaat. Of toch tenminste niet bij de wetenschapper. Ik vraag me af: waar bestaat die virtuele onderzoeksruimte dan uit? En op welke punten slaat die niet aan en hoe zou het beter kunnen? Of is daar eerst een gesprek met de wetenschappers voor nodig?

Focus

Terug naar Nederlab en de conclusie van Petra en Ivo:

Jammer is wel dat binnen Nederlab de Nederlandse cultuur wordt onderzocht zonder daarbij de rijke archiefbronnen te betrekken. Althans niet op de schaal waarop dat gebeurt met gepubliceerde bronnen. (...) Alleen een sterkere focus van het Nederlandse archiefwezen op de wetenschappelijk (historisch) onderzoeker als gebruiker en de mogelijkheden van digital humanities, kan hierin verandering brengen.

Hierbij heb ik ernstig mijn twijfels. Ik geloof namelijk niet dat ons gebrek aan focus op de wetenschapper maakt dat die wetenschapper ons links laat liggen. Ik geloof - en Petra en Ivo geven eigenlijk zelf al het antwoord - dat de vorm van onze 'rijke archiefbronnen', die immers niet gepubliceerd maar handgeschreven zijn, het grootste 'probleem' zijn. En waar bestaat vervolgens die focus dan uit?

En in hoeverre ligt het initiatief ook bij de wetenschappers zelf? Gaan we nu -kort door de bocht- met onze bronnen bij de wetenschap net zo leuren als we bij het 'brede publiek' doen of hebben gedaan? Want wat is dan het voordeel van de (andere) keuze die we maken? Is die keuze voor de wetenschap dan in plaats van principeel niet eerder een kwestie van persoonlijke/professionele voorkeur? Voor enerzijds de wetenschap of anderzijds het brede publiek of andere doelgroepen?

Ik zoek naar meerwaarde, mogelijkheden en praktische tips.

Reacties

18 reacties, meest recent: 10 april 2013
  • Hi Chris, het is me niet helemaal duidelijk welk standpunt(en) je betwist ... Je zoekt naar meerwaarde, mogelijkheden en tips voor ...?

    Verwijderde gebruiker
  • @Petra: Allereerst ben ik benieuwd naar die 'virtuele onderzoeksruimte'. Petra en Ivo zitten daarbij op dezelfde lijn als Fred, dus ik neem aan dat er al een bepaald beeld is van die ruimte (en de gereedschappen daarin).

    Verder stellen ze:

    De digital humanities lijken kansen te bieden voor archiefinstellingen. (...) Gedigitaliseerd en beter doorzoekbaar zouden de archiefbronnen (nog) interessanter zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Hiervoor is intensieve interactie met het onderzoeksveld essentieel.

    De interactie (in de woorden van Fred het 'gesprek') wordt essentieel gevonden. Maar ík denk dat die essentie eerder ligt bij het daadwerkelijk scannen en toegankelijk maken.

    Op dit moment zijn we nog niet in staat om onze (handgeschreven) bronnen op zo'n massale schaal te digitaliseren en doorzoekbaar te maken, als nodig is voor de 'Nederlab-achtige' wetenschapper. Ook de 'wetenschap' zelf heeft daarvoor de oplossing nog niet gevonden (al wordt er binnen CATCH-projecten wel aan gewerkt).

    Wat dat betreft kan ook de vraag worden gesteld: over welke wetenschappers hebben we het eigenlijk? Wat voor soort onderzoek (de 'mogelijkheden' en 'meerwaarde' die ik zoek)? Want blijkbaar gaat het om deels andere wetenschappers dan die vandaag de dag al (kunnen) worden bediend.

    Tot slot, de 'tips' die ik zoek betreffen mijn vraag naar de gewenste focus waarover Petra en Ivo het hebben. Concrete voorbeelden van wat er moet gebeuren. Want alleen de interactie of het gesprek aangaan, da's me te vaag. Die interactie en dat gesprek gaan veel archiefdiensten nu ook met veel andere doelgroepen aan. Als daarin andere keuzes moeten worden gemaakt, dan wel met een duidelijke grond.

    Samengevat: ik betwist niet zozeer de standpunten van Petra en Ivo (ik leg wel duidelijk andere accenten), maar vraag wel op verschillende punten om concretisering van hun verhaal.

    Hopelijk helpt deze verduidelijking.

    Christian van der Ven
  • Christian,

    Fijn dat je onze standpunten deelt (of zei je dat niet :-).

    Een concreet voorbeeld:

    In Haarlem hebben we behalve adresboeken ook "jaarboekjes" (ca 1890-1930)  waarin van alle organisaties en verenigingen van de stad de doelstelling en bestuursleden staan opgetekend. Een soort wie-was-wie. Ik begreep ooit dat dat soort (gedrukte) overzichten er ook zijn op nationaal niveau. Perfect materiaal om een beeld van een samenleving te krijgen. Digitaliseren die handel zou ik zeggen. Voor historici, maar ook voor een breder publiek relevant. Weinig medewerkers van het archief lijken te weten wat het potentieel daarvan is.

    Dus: (praktische tip): bel een rondje met jullie vaste onderzoekers (die ken je waarschijnlijk wel). Vraag hen naar wat relevant is voor hen, maar ook relevant is voor andere historici. Hoe zou de beschikbaarheid daarvan het best tot zijn recht komen: als scans, of ook als index. Je krijgt een lijstje van wat je kunt digitaliseren en doen. Die onderdelen die ook relevant zijn voor genealogen daarvan heb je een prima businesscase om een project te starten. Wellicht is er wel een wetenschappelijke omgeving geinteresseerd in financiering. Meerwaarde: er zijn vast pareltjes bij die landelijke of zelfs internationale uitstraling hebben. Wordt geschiedschrijving ineens niet meer alleen gebaseerd op secundaire literatuur (kranten) of zelfs tertiaire literatuur (andere geschiedenisboeken). Of op steeds dezelfde hollando-centrische VOC-bronnen bij het Nationaal Archief. Maar op basis van een lokale bron! Dat moet je een wethouder of gedeputeerde toch kunnen uitleggen.

    Beschikbaarstelling in een virtuele studiezaal? Vindbaar met een zoekmachine, te bekijken met een viewer en natuurlijk als open data. Relevante tools hebben historici zelf wel.

    Ivo Zandhuis
  • Als eerste wil ik toch kwijt dat opnieuw de indruk wordt gewekt alsof het goed toegankelijk maken van genealogische informatie alleen voor de nijvere stamboomonderzoeker van belang is. Dat is zeker niet zo. Genealogie is als hulpwetenschap voor wetenschappelijk onderzoek op diverse terreinen minstens zo belangrijk. Diskwalificatie van de genealogische databases in wording hoort eigenlijk niet in dit artikel thuis.

    Dat gezegd hebbend sluit ik aan bij wat Christian al een beetje weggeeft: zijn onze bronnen wel zo interessant? Inhoudelijk bestaat daarover geen enkele twijfel wat mij betreft. Ze zijn waanzinnig interessant en verdienen zeker de aandacht en interesse van wetenschappers. De vorm van de bronnen is echter van een andere orde dan een willekeurig boek in druk uit welke eeuw dan ook. Dat laat zich sneller omzetten in computertaal die slim bevraagd kan worden. Voor onze handschriften is dat aanmerkelijk moeilijker ongeacht de vorderingen die op dat gebied inmiddels zijn gemaakt.

    Werkend in een gemeente en regio waar geen geschiedenisfaculteit in de buurt is bestaat het probleem van een ontbrekende vraag. Laten we wel zijn, als er bij mij om de haverklap een student, wetenschappelijk onderzoeker of vakgroep aan de deur stond, dan zou ik die met open armen ontvangen en helpen en begeleiden in hun vraag. Dat doen we namelijk ook voor de groepen die wel komen. Ik heb sterk de indruk dat de vakgroepen liever nog een keer iets herkauwen wat al onderzocht is dan daadwerkelijk baanbrekend nieuw onderzoek in de provincie aan te pakken. Onze collectie leent zich daar wel degelijk voor. 

    Bij het begin van ons Charterbankproject hebben we her en der gepolst of er interesse was vanuit de universitaire opleidingen om daar wat studenten op te zetten. Nee dus. Er was eigenlijk te weinig tijd om echt diepgravend en langdurig onderzoek te doen. Dat vond ik behoorlijk teleurstellend.

    Mijn boodschap: Als er behoefte is aan bronnen voor onderzoek, dan is iedereen van harte welkom om bij ons aan te kloppen, wetenschapper of niet.

    Mijn visie op meerwaarde: stel wij gaan in op een voorstel voor onderzoek en stellen daarvoor bronnen ter beschikking. We digitaliseren ze, beschrijven ze goed etc. Die investering zou ik graag doen als ik na het onderzoek een set met verrijkte data terug zou krijgen die ik weer online zou kunnen zetten. Zo is er het geval van de historische steekproef Nederland van prof. Mandemakers cs. Zij zouden onze data wel willen, maar vinden dat wij er dan meer gegevens in moeten gaan zetten, bv. beroepen, leeftijd bij huwelijk etc. Ik zou zeggen: je krijgt mijn data, zet er een groep onderzoekers op die de gewenste extra gegevens gaat toevoegen, publiceert je resultaat en geeft de data terug aan ons, met alle extra´s daarbij.

    Dat zou meerwaarde opleveren voor ons, de investering in geld en tijd rechtvaardigen en de informatie beter toegankelijk weer teruggeven aan de samenleving.

    Verwijderde gebruiker
  • Ik ben geen archiefmedewerker en kijk dus van buiten tegen deze actuele en belangrijke discussie aan. Wat ik proef is gebrek aan rendement van inspanningen, oftewel te weinig gebruik en te weinig waardering. Het beginpunt is dat er bezuinigd moet worden, dat wil zeggen keuzes moeten worden gemaakt. Een archief heeft zowel een verzamel en bewaar functie als een leveringsfunctie. Een archief vormt een schakel in een keten. In principe moet het archief tegen de aanvoer zeggen hoe de levering dient te geschieden en bij de aanvrager moet worden geinformeerd wat en hoe hij de dienst of het product wil ontvangen. Door middel van onderhandelen en duidelijke afspraken wordt efficiency bereikt tegen verantwoorde en beheersbare kosten. In het bedrijfsleven is dit noodzaak door concurrentie, ik vermoed dat die druk in archiefland ontbroken heeft. Dat het tijd wordt blijkt uit de discussie. Illustratief vind ik de opmerking dat genealogie niet alleen voor amateur stamboekliefhebbers beschikbaar moet zijn. Door recent eigen onderzoek heb ik ondervonden dat bijvoorbeeld informatie uit het bevolkingsregister niet erg rijk te noemen is. Er zijn herhaalde vragen en andere bronnen nodig om de gegevens aan te vullen. Het ligt in de huidige tijd voor de hand om te verwachten dat bronnen gecombineerd worden en verrijkt. Bezuinigen lijkt dat te frustreren, het tegendeel zou het geval moeten zijn. Programmeurs moeten archieven verbeteren en werk besparen. Dat is van een nood een deugd maken. Ik realiseer me dat er tal van onontkoombare informatiestromen zijn waarvoor archieven zijn gemaakt. Ik denk dat er opnieuw gekeken zou moeten worden naar de binnen komende en de uitgaande stromen. Ik verwacht dat er aan beide kanten winst te behalen is. Door de vraagkant helder te maken, kunnen voorwaarden aan de instroom worden gesteld en hoeven die keuzes waar de discussie over gaat helemaal niet te worden gemaakt. Die keuzes worden namelijk binnen de bekende situatie geformuleerd en niet als schakel in een keten. Als ik lees dat wetenschappers en studenten het laten afweten omdat zij de bron onvoldoende vinden, dan bewijst dat mijn veronderstelling dat een archief gericht is op wat er binnen komt en niet op de vragende kant. Dat is geen dynamische opstelling, dat is een afwachtende houding. De discussie toont aan dat er behoefte is aan dynamiek, herorientatie en doelmatigheid. Die opmerking over handgeschreven bronnen is illustratief voor het gebrek aan orientatie op de vraag. Men wordt er blijkbaar mee geconfronteerd en biedt geen creatieve oplossing. Wanneer toegankelijk (digitaal geindexeerd) is wat zich in het archief bevindt, dan kan de aanvrager kiezen en de aanbieder (het archief) kan zeggen wat men kan doen, in dit geval bijvoorbeeld een scan maken of een digitale kopie van een microfoto (uit een eerder tijdperk). Investeren in apparatuur is service, dus opbrengsten, verbeteren en arbeid besparen. Ergo conclusio winst maken, een bedreiging omzetten in een kans. Archieven hebben de tijd mee als we de computer experts mogen geloven, omdat de huidige computers en media over enkele jaren vergeten zullen zijn. De jeugd gebruikt nu al geen e-mail meer en dadelijk communiceren we totaal anders en ondervinden onbeperkte ondersteuning. Van onder meer archieven die nu de gordijnen open schuiven en naar buiten kijken. Het is niet mogelijk om een kilometer logboeken van VOC kapiteins te digitaliseren, maar wat er in staat is helemaal ontsloten. Omdat er is nagedacht over de vraagkant. Anders was er geen geld voor geweest. Waar ik bang voor ben heb ik al eerder gezegd: dat er een commissie wordt benoemd die bepaalt wat echt niet verloren mag gaan. Zeg dat dat 1 procent is, dan kan de rest met een diepe zucht aan zijn lot worden overgelaten. Voorbeeld is de natuur. Beschermde natuur is nog maar heel weinig, de rest mogen  de boeren onderhouden maar beschouwen we niet meer als natuur senso stricto. Het tweede wat ik vrees is dat de kennis van archivarissen verloren gaat. Hun aantal zal immers slinken en wordt er moeite gedaan om hun kennis over te dragen? In het bedrijfsleven wordt voor vele miljoenen aan kennis en ervaring weggespoeld, dat zal in archieven niet anders gaan. De vraag hoe de relatie met de wetenschap zou moeten zijn is hier het antwoord. Die relatie ontbreekt blijkbaar, als alles alsmaar groter wordt zal die relatie er ook nooit komen. Ik zou zeggen: ontwikkel weer kleine archieven dicht bij de vragers (dus niet bij de bron, hoewel die vaak dezelfde zijn) en verbind alle archieven met elkaar, tegenwoordig technisch een fluitje van een cent. Laat de archivaris geen opruimer zijn, maar een leverancier die daarvoor de bron gebruikt. Het is dan tevens publiekelijk veel duidelijker waar je wat kunt krijgen en dan komen die gewenste vragen vanzelf. Onderschat n iet het krachtige netwerk van de wetenschap. Aan wie vraag je of iemand weet hoe je dit of dat doet, aan de wetenschapper die daar over publiceert. Waar bevindt zich het antwoord? In het archief van die wetenschapper zijn instelling. Informatie bevindt zich niet meer in archieven, maar in computers en het doet er niet toe waar die staan of waar de bron is. Archieven die deel uitmaken van bronnen ontvangen daar ook financiering van. Het vraagmodel zorgt voor efficiency en het verdienmodel zorgt voor rendement. Het onderdeel uitmaken van de wetenschap zorgt voor verrijking door uitwisseling en delen van kennis en bronnen. Een droom? Realistisch denk ik.

    Verwijderde gebruiker
  • Hi Christian, Leuk dat je hierover een blog bent begonnen en dat daarmee de discussie een vervolg heeft gekregen.

    Om te beginnen sluit ik me natuurlijk van harte aan bij de woorden van mijn partner in crime.  Ik denk dat digitale beschikbaarheid een van de kernbegrippen is, onderzoekers pakken daar het stokje weer op. Dat is ook wat er gebeurt bij Nederlab. In dit soort gevallen zou je dus kunnen zeggen dat aanbod leidt tot gebruik (en dus vraag). Er zijn veel andere voorbeelden te geven waar op basis van een beschikbare digitale dataset, onderzoeksvragen zijn ontwikkeld. Het mooiste is natuurlijk als projecten, zoals Luud schrijft, bestaande bronnen en toegangen daarop kunnen verrijken. Nu het open access beleid steeds meer voet aan de grond krijgt in de wetenschappelijke wereld, zal daar mogelijk steeds meer ruimte voor komen. Op het NIOD proberen we binnen het project Verrijkt Koninkrijk, waarin Kees Ribbens onderzoekt welk rol De Jong zag weggelegd voor de verzuilde structuur van de Nederlandse samenleving, resultaten breder te implementeren. Iets wat overigens voor ons zoeken, veranderen en wennen is.  

    ‘In hoeverre ligt het initiatief ook bij de wetenschappers zelf?’ Ja, ik denk dat daar ook een deel van het initiatief ligt. ‘Gaan we nu -kort door de bocht- met onze bronnen bij de wetenschap net zo leuren als we bij het 'brede publiek' doen of hebben gedaan?’ Ja, ik denk dat meer interactie op kleinere schaal (zoals Ivo noemt) en ook op grotere schaal,  mogelijkheden zal bieden, om meer archiefbronnen te betrekken bij bijvoorbeeld onderzoek als hetgeen Nederlab doet, naar veranderingspatronen in de Nederlandse taal en cultuur.

    Petra Links
  • @Luud:

    Als ik de indruk heb gewekt dat de genealogische data en de "rest" voor wetenschappelijke relevantie wordt gescheiden, dan wil ik dat graag hier wegnemen. Ons pleidooi is er (mede) op gericht dat als je je aanbod/vraag vanuit de geesteswetenschap benadert, dat inzichten en bronnen oplevert die *ook* voor andere doelgroepen relevant is. Hoe meer doelgroepen met een gedigitaliseerde bron aan de slag kunnen hoe groter je rendement (zonder het marktmechanisme te willen omarmen dat door Fiedeldij Dop wordt gepropageerd). Hetzelfde geldt voor manieren van dienstverlening.

    Iets anders: heb je overwogen om de wetenschappers aan te bieden een door *hen* gekozen bron te digitaliseren en nader te ontsluiten? Ik denk niet dat het een kwestie is van luiheid of desinteresse dat zij je materiaal niet gebruiken (de slechte niet te na gesproken), maar van arbeidsverdeling: archivarissen ontsluiten, historici doen onderzoek. Vanaf dat moment kun je ook in gesprek gaan over de kosten. Wellicht is het mogelijk het digitaliseren en nader toegankelijk maken onderdeel te laten zijn van een wetenschappelijke financiering? En nogmaals, als die bron dan ook relevant is voor ander onderzoek en zelfs andere doelgroepen (waarvan de genealogen natuurlijk in het oog springen), dan is het bepleiten van ontsluiting ook bij andere financiers te doen, denk ik.

    Afstand doet dan minder ter zake, dus dat er geen geschiedenisfaculteit is, is minder relevant. Je biedt je informatie immers digitaal aan: onafhankelijk van tijd en ruimte te onderzoeken! Hoeveel Tilburgse jongeren gaan in Nijmegen studeren? Ook zij zijn -net als de rest van je publiek- bovengemiddeld geinteresseerd in de stad van hun oorsprong.

    Ivo Zandhuis
  • Als ik het pleidooi van Petra en Ivo goed interpreteer pleiten ze voor een verdergaande digitalisering van ons papieren archief.

    Daar zal iedereen het mee eens zijn, alleen ontbreken er voldoende middelen.

    Bij de keuzen die archiefdiensten daarin maken krijgen de “meest” geraadpleegde bronnen voorrang.

    Dit zijn regelmatig niet de meest wetenschappelijke (behalve dan wetenschappelijk bevolkingsonderzoek) bronnen.

    Verwijderde gebruiker
  • Inhakend op de discussie:

    Interactie tussen wetenschap en archiefwereld is belangrijk bij het vullen van de virtuele onderzoeksruimte (in essentie: toegangen met scans, als open data gepresenteerd, met mogelijkheid tot verrijking). Uit de praktijk weet ik dat dit tot goede resultaten kan leiden. Twee voorbeelden. Het Gelders Archief heeft vorig jaar de alba amicorum in de collectie gedigitaliseerd en online geplaatst. Die digitalisering was een gevolg van een verzoek van de onderzoeksgroep Alba Amicorum van de Radboud Universiteit. Het is de bedoeling dat de scans door de universteit worden verrijkt met informatie.

    Een ander initiatief is enkele jaren geleden uitgegaan van Hogeschool ArtEZ. De modelector daar wilde graag onderwijs kunnen geven aan de hand van het werk van Nederlandse en in het bijzonder Arnhemse modeontwerpers. Bovendien maakte zij zich zorgen over het verloren gaan van modearchieven. Dat heeft ertoe geleid dat ArtEz, Museum Moderne Kunst Arnhem en Premsela (nu: het Nieuwe Instituut) zijn gaan samenwerken in Modekern om modearchieven bij het Gelders Archief onder te brengen. Die kunnen dan door studenten worden bestudeerd, allereerst online, maar zo nodig ook fysiek en gaan de basis vormen voor tentoonstellingen door het museum. Opnieuw nam een onderzoeker hier het voortouw en is een goede faciliterende rol van het archief het gevolg.

    Het Gelders Archief heeft de afgelopen jaren allereerst gereageerd op de vraag, waar die het grootst was, werd het meest gedigitaliseerd. Een pragmatische keuze dus. Voor het vervolg zal het initiatief van onze gebruikers moeten komen. En terug naar de wetenschap: Ik denk dat het keuzemoment daar ligt. Kiezen wetenschappers voor het werken met bronnen die wij beheren, dan vinden ze het Gelders Archief aan hun zijde. En niet alleen virtueel, maar ook fysiek is er dan veel mogelijk. Zo beschikken we in onze nieuwbouw straks niet alleen over studieruimten maar ook over een goed geoutilleerde collegezaal. Welkom dus!

    Fred van Kan
  • Dank iedereen voor zijn/haar input! Wederom een boeiende discussie, waarin de standpunten niet altijd zo ver uiteenlopen, maar waarin we wel verschillen qua probleembeleving.

    Natuurlijk heb ik de vraag van Ivo weggelegd bij een aantal van onze vaste bezoekers. Niet aan de genealogen, want daarvan weten we inderdaad wel wat ze willen, maar aan de andere bezoekers. Helaas kwamen hun suggesties allemaal op zo'n beetje dezelfde soort bronnen neer: grote series handgeschreven documenten. Denk aan rechterlijke archieven, provinciaal bestuur, resoluties, hypotheekakten enzovoort. Jammer genoeg kwam er niet één met een tamelijk overzichtelijk project als gedrukte adresboekjes (inderdaad een bijzonder interessante bron!) op de proppen.

    Maar gelukkig hebben wij wel dat soort projecten hoor, een beetje vergelijkbaar met hoe het Gelders Archief eveneens een paar van die projecten heeft. Ik denk bijvoorbeeld aan de bronnen (ledenlijsten, wapen- en koorboeken) van de Bossche Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, gescand en geïndiceerd.

    Digitaliseren van archieven (of delen daarvan) op het BHIC gebeurt in hoofdzaak om vier verschillende redenen: omdat ze veelvuldig worden geraadpleegd, omdat ze de potentie hebben een groot of juist heel specifiek publiek te bereiken, omdat ze in slechte staat zijn, of omdat er specifiek om wordt gevraagd. Een en ander altijd afhankelijk van de mogelijkheden natuurlijk.

    Hebben wij wetenschappers als klant en zo ja, waarnaar vragen die dan? Die vragen vrijwel zonder uitzondering naar beperkt openbare archieven. Maar dat is niet waar het hier om gaat. We hebben, in de woorden van Petra, digitale datasets nodig, alleen stuiten we dan toch weer op die lastige handgeschreven bronnen. Hebben wij dat soort 'vragers' als klant?

    Als BHIC hebben we enige malen contact gehad (en hebben we dat in een aantal gevallen nog steeds) met wetenschappelijke clubs. Op dit moment werken we bijvoorbeeld in het MISS-project samen, een CATCH-project rond "Mining Social Structures from Genealogical Data". We leveren daaraan onze bijdrage in de vorm van genealogische data (zoals we dat ook doen voor het project van Mandemakers, waarover Luud het heeft) en denken mee over wat er allemaal kan en niet kan.

    De prachtige handgeschreven bronnen die we óók aanboden, die vonden zij eveneens prachtig... maar lastig. Er wordt dus nu gekeken naar gedrukte (niet unieke) publicaties (wat op zich geen punt is hoor; we werken even zo graag mee). Gescande (handgeschreven) bronnen die we beschikbaar hebben en waarin veel persoonsgegevens zitten (schepenprotocollen bijvoorbeeld) die bovendien al door middel van samenvattingen zijn ontsloten, zijn ook bekeken. Uit die samenvattingen zijn (volgens de mensen van MISS) via geautomatiseerde regels, eventueel gecorrigeerd door mensen, wel persoonsnamen te herleiden (zou een enorme winst voor de toegankelijkheid zijn!) maar dit was volgens de betrokken techneuten/wetenschappers niet voldoende uitdaging. De bron zelf hielp misschien ook niet mee; om het koppelen van de persoonsgegevens daarin aan andere bronnen mogelijk te maken, moeten personen identificeerbaar zijn, en dat is lang niet altijd zonder gedegen onderzoek te bewerkstelligen. Misschien (hopelijk!) wordt het nog meegenomen. Die schepenprotocollen hebben we trouwens al eens eerder aangeboden aan een project wat zich richtte op het geautomatiseerd verwerken van handgeschreven teksten, maar daarvan heb ik nooit meer iets gehoord. Ik blijf leuren hoor. ;-)

    Kortom, waar mogelijk werkt ook het BHIC mee met de wetenschap (graag zelfs!) maar vooralsnog blijkt dat daar vooral kant-en-klare datasets in trek zijn, of gedrukte bronnen die makkelijk gescand en verwerkt (ocr) kunnen worden. En tja, wij hebben toch vooral grote series handgeschreven bronnen op de plank liggen; de animo daarvoor is vooralsnog erg laag, waarschijnlijk omdat de techniek nog niet zo ver is dat die bronnen massaal en makkelijk toegankelijk genoeg gemaakt kunnen worden, op een manier zoals deze specifieke groep wetenschappers (of wie dan ook) ze wil hebben.

    Nog een laatste opmerking, naar aanleiding van mijn vraag over hoe die virtuele onderzoeksruimte er dan uit zou zien. Zowel Ivo als Fred geven daar antwoord op, en die beide antwoorden komen nogal op hetzelfde neer: gedigitaliseerde toegangen en bronnen, liefst als open data, met verrijkingsmogelijkheden. In de traditionele studiezaal zouden we met zo'n definiëring voldoende hebben aan een kast met inventarissen en indexen waarin je zelf dingetjes bij mag krabbelen, en een vrij toegankelijk depot. Maar laat de meerwaarde van het fysieke studiezaalbezoek (volgens onze gebruikers!) hem nou vooral zitten in de onderlinge ontmoetingen en het vragen kunnen stellen aan deskundigen (zowel archivarissen als mede-onderzoekers). Het is altijd weer verwonderlijk hoe makkelijk dit soort interactie (interactie, die op ander gebied juist wordt geprogandeerd!) in het geval van die virtuele onderzoeksruimte plots wordt 'vergeten'.

    Tot slot @Peter: Je schreef: "Die opmerking over handgeschreven bronnen is illustratief voor het gebrek aan orientatie op de vraag. Men wordt er blijkbaar mee geconfronteerd en biedt geen creatieve oplossing."

    Je bent bij deze uitgenodigd op het BHIC om zelf te ervaren hoezeer wij als instelling georiënteerd zijn op de vraag en, samen met de archiefgebruikers/vragers, creatieve oplossingen bedenken. Ik denk dat je verrast zult zijn... Maar dank voor jouw zienswijze als relatieve buitenstaander; altijd zinvol!

    Christian van der Ven
  • @Ivo

    In mijn bijdrage heb ik me beperkt en dat was niet helemaal terecht. Jouw idee dat we in samenwerking met een wetenschappelijk onderzoek ook bronnen zouden willen digitalsieren en op een andere manier prepareren, daar kan ik bevestigend op antwoorden.

    Jouw redenatie over Tilburgse studenten op de diverse universiteiten hadeen wij ook bedacht. Het resultaat blijft erg klein :)

    Verwijderde gebruiker
  • De virtuele onderzoeksruimte/studiezaal. Mooie term waar ik ook een warm gevoel bij heb gehad. Nu niet meer. Ik zie het niet gebeuren en ik denk ook dat de Mijn (vul naam archief in) initiatieven geen van allen de gewenste resultaten gaan opleveren. Waarom niet? Omdat wij niet de denkkracht en niet de middelen bezitten om dat op een fatsoenlijke manier in te richten. Onze bezoekers hebben daar allemaal hun eigen oplossing voor en die werkt blijkbaar voor hen.

    Het digitaliseren en beschikbaar stellen van datasets interpreteer ik niet als een virtuele onderzoeksruimte. Dat zijn facilitaire voorzieningen die verder geen eigen omgeving nodig hebben. Bezoekers kunnen daar allemaal binnen hun eigen systemen of in de cloud aan werken. Ivo gaf dat ook al aan. Niet in investeren dus!

    Investeren in open data en reageren op de vraag naar data, als dat mogelijk is. 

    Verwijderde gebruiker
  • @Luud: Mijn vraag was dan ook gericht op een definiëring van (of schets van/vergezicht op) de virtuele onderzoeksruimte, niet op de rolverdeling daarin.

    Als je bij een 'virtuele onderzoeksruimte' namelijk het beeld hebt van iets wat je zelf moet bouwen en onderhouden (de 'mijn puntjepuntjepuntjes', afhankelijk van wat je daarmee beoogt), dan geef ik je helemaal gelijk: niet doen. Maar ik denk dat we z'n allen toch in ieder geval voldoende 'denkkracht' hebben om daar overheen te gaan.

    De virtuele onderzoeksruimte van onze 'gebruikers' is het internet, waar wij met z'n allen een onderdeel van uitmaken en bijdrage aan kunnen leveren, meerwaarde kunnen bieden. En dan beslist niet alleen door het beschikbaarstellen van onze datasets of scans of wat dan ook. Voor ons als archivarissen/archiefdienstverleners (laat ik even in het midden of het dan nog 'archivarissen' zijn) zie ik een grote (mogelijke!) rol weggelegd, zoals we al eeuwen een belangrijke meerwaarde voor de gebruiker vormen in het onderzoeksproces, voor de klant om te komen van vragen tot bronnen tot antwoorden. Dat gaat naar mijn beleving ook veel verder dan alleen 'de vraag naar data'.

    De laatste tijd wordt 'open data' een beetje gezien als 'heilige graal'. Als we maar open data aanbieden, dan komt het allemaal wel goed. Dat denk ik niet. Niet omdat ik geen voorstander zou zijn van open data - in tegendeel zelfs - maar omdat ik daarnaast nog allerlei andere prachtige kansen zie. Klein voorbeeldje is webcare, waarover ik jaren geleden al blogde en presentaties gaf.

    Zoals ik al eerder zei: anders kunnen we net zo goed ook een 'open depot' inrichten, als dat blijkbaar al voldoende is...

    (Terzijde: toevallig dat ik gisteren een tweet van Tim zag passeren; op gahetNA heeft ie een overzicht gemaakt van de toepassingen die zijn gemaakt op basis van de open datasets van het Nationaal Archief. Daarachter zit ontzettend veel leurwerk van Tim, die hackathon na hackathon afgaat, datablogs schrijft, mailt, tweet, regelt, presenteert en wat al niet meer. Niks gaat immers vanzelf, ook het gebruik van open data niet.)

    Christian van der Ven
  • Gerelateerd: The Book of Kells Online: A Review:

    I must conclude that the resource mounted by the TCD is not for scholars, but is instead for the general public. It’s not a learning resource, so much as a distraction, a form of play. I suspect that the average person enters the site, clicks around, zooms a few times, and gets bored after about 4 minutes.

    Christian van der Ven
  • @Christian

    Mooie review van een goedbedoelde website met bronontsluiting. Helaas moet ik hierbij meteen toegeven dat ook wij in ons aanbod een aantal dezelfde fouten maken. Dat kan beter!

    Verwijderde gebruiker
  • @Christian

    Ik ben bang dat veel collega's de virtuele onderzoeksruimte nog steeds zien als de digitale equivalent van de fysieke studiezaal. Gisteren hoorde ik Ronald van den Hoff praten, een aanrader voor iedereen die nog een inspirerende keynotespreker zoekt op het gebied van nieuw denken en nieuw werken, die zei dat de jeugd van nu niet meer begrijpt als je een onderscheid maakt tussen virtueel en fysiek. Voor hen is dat één overzichtelijke wereld. Conceptueel is dat een grote stap voorwaarts. Ik worstel ook nog met dat beeld. Het komt ook weer terug in de discussielijn die elders binnen Archief 2.0 loopt over het disruptieve archief.

    Dat is dan meteen een constatering die waarschijnlijk aantoont dat de vernieuwing zo fundamenteel is dat het op alle vlakken grote aanpassingen vraagt van onze serviceopvattingen.

    Terug naar het topic. Je observatie dat mensen broodnodig zijn en dat de meerwaarde of toegevoegde waarde terug te vinden is in dat contact waarbij je vraag een bron van het antwoord bij elkaar gaat brengen, die onderschrijf ik van harte. Daar moet onze ontwikkeling in zitten.

    Verwijderde gebruiker

Trefwoorden