Nederlands open data beleid loopt achter op Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk
Uit de masterscriptie 'Succesvolle open data governance. Een internationaal vergelijkend onderzoek...
Archiveren wordt steeds meer een juridische aangelegenheid. Het op juiste wijze verzamelen, bewerken, opslaan, selecteren, beheren en raadpleegbaar maken van informatie vraagt om stevige juridische kennis. Dagelijks hebben we onder meer te maken met de Archiefwet 1995, Algemene Verordening Gegevensbescherming, Wet openbaarheid van bestuur, Auteurswet en straks ook nog de Wet Open Overheid en de Omgevingswet. Alle vraagstukken die daaruit voortvloeien, vinden een plek op het nieuwe Kennisplatform Informatierecht.
Als aanjagers van dit Kennisplatform organiseerden we tijdens de Archiefdagen 2019 een disputatio; een kort debat. Een van onze stellingen luidde: ‘Het is noodzakelijk dat er één informatiewet komt. Opvallend was dat de aanwezigen in de zaal massaal stemden vóór deze stelling, en waren dus voor één informatiewet.
We hebben op ons debat, ook na de Archiefdagen, veel reacties gekregen. Omdat we voor de disputatio weinig tijd kregen om de stelling uit te diepen, geven we bij dezen extra toelichting en nuancering.
Plannen voor één informatiewet
De gedachte en roep om een nieuwe informatiewet duikt met enige regelmaat op in het publieke debat. Waar Nederland na aanneming van de huidige Wob gidsland was op het gebied van transparantie en openbaarheid van bestuur ontstond al redelijk snel de indruk dat Nederland internationaal achterop zou zijn geraakt ten opzichte van de landen die recenter een freedom of information act hadden aangenomen. In veel landen om ons heen is het recht op toegang tot publieke informatie verankerd in wetgeving en zijn praktische oplossingen gevonden om dit recht invulling te geven. Veel nadruk ligt daarbij op het actief openbaren van informatie en de mogelijkheden van een informatiecommissaris om de brug te slaan tussen burger en overheid. Daarmee wordt erkend dat toegankelijkheid van publieke informatie vaak niet alleen een juridische kwestie is, maar ook een praktisch probleem en een mentaliteitskwestie.
Om internationaal niet achter te blijven, gaf minister Pechtold van het ministerie voor Binnenlandse Zaken en Bestuurlijke Vernieuwing half december 2005 een onderzoeksopdracht aan professor Bernd van der Meulen (hoogleraar Law and Governance aan de Universiteit van Wageningen). Doel van deze opdracht was om te komen tot een voorontwerp van een algemene wet overheidsinformatie.
Dit voorstel, dat in 2006 werd gepresenteerd, had een breder doel dan de Wob en regelde onder meer ook de gegevensuitwisseling tussen overheidsorganen.
Een belangrijk uitgangspunt van het voorontwerp is openbaarheid van bestuur als recht van de burger. Mede door de nadruk die in het voorstel werd gelegd op toegang tot en openbaarheid van publieke informatie beoordeelden archivarissen en informatieprofessionals het als een positieve ontwikkeling. Het voorontwerp kwam tegemoet aan de algemene overtuiging dat geïntegreerde wetgeving noodzakelijk is voor het beheer en het gebruik van overheidsinformatie. Gezien de snelle ontwikkelingen en de risico’s die kleven aan het huidige, gebrekkige beheer van overheidsinformatie, zou één informatiewet een oplossing zijn.
Uiteindelijk bleef een kabinetsstandpunt over dit voorontwerp achterwege. Minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaf in 2008 aan te weinig aanknopingspunten te zien om het Voorstel van wet in een wetsvoorstel op te nemen. De onderdelen uit het voorontwerp die zij zinvol achtte, zou zij op willen nemen in de Wob zelf. Dit is, zoals bekend, niet gebeurd.
De uitgangspunten rondom toegankelijkheid en openbaarheid zien we nu opnieuw terug in het huidige wetsvoorstel Wet Open Overheid (WOO). De ministeries van OCW en BZK hebben in onderling overleg besloten om de in ontwikkeling zijnde WOO en de nieuwe Archiefwet als aparte wetten te behandelen en (nog) niet over te gaan tot één integrale informatiewet. Zoals directeur-generaal Barbara Wolfensberger van OCW tijdens de Archiefdagen betoogde: ‘Eén informatiewet is misschien wenselijk, maar op dit moment bestuurlijk niet haalbaar.’ Een belangrijk element in deze afweging zijn de kosten die een ruimere informatiewet met zich mee zou brengen.
Nuanceringen
Zoals blijkt uit de overduidelijke voorstemming tijdens de disputatio, is de roep om één informatiewet onder vakgenoten nog steeds groot. Dit brengt ons bij de eerste kanttekening. Want al zouden de WOO en de nieuwe Archiefwet één wet worden, dan nog ontstaat er volgens ons geen integrale informatiewet Er zijn namelijk nog andere informatiewetten, zoals de Wet hergebruik overheidsinformatie (WHO) en de AVG. Daarnaast zijn regels over het werken met informatie verspreid over andere (sectorale) wetten. Denk daarbij aan de wet Basisregistratie Personen. Of aan de Nationale Politie voor wie uitzonderingen op de AVG gelden als gevolg van de Wet politiegegevens en Wet justitiële diensten, etc. Moet dit allemaal bij elkaar worden gebracht tot één integrale informatiewet? Zou dat wenselijk en praktisch haalbaar zijn? De vraag stellen is hem beantwoorden.
In de tweede plaats, de Archiefwet is een openbaarheidswet en bestaat vóór de burger. De wet is er niet voor de archivaris of de archiefbewaarplaats. Geen enkele informatiewet heeft tot nog toe exact deze scope. Dit is de blijvende waarde van de Archiefwet en belangrijk voor de uitvoering van archiefbeheer voor bijvoorbeeld het beheer van particuliere archieven.
Kortom, na deze voorbeelden is onze conclusie dat het er niet om gaat dat alle informatiewetgeving of informatieregels uit diverse wetgeving op één hoop wordt gegooid. Het is wel van belang, dat archivarissen en informatieprofessionals goed weten wat het specifieke wettelijk kader in een specifieke situatie is. Op het kennisplatform Informatierecht kunnen we hier gezamenlijk actief aan werken. En voortdurend het signaal afgeven aan de politiek dat gebrekkig informatiebeheer grote risico’s met zich mee brengt. Een probleem dat zich niet laat oplossen door juridische haarkloverij, maar door een coherent stelsel van wetten en eenheid in uitvoering.
Theo Vermeer en Jeroen Padmos.