welke archivaris hoort in de ambtenarengeschiedenis?
Collega's, Ik zit met een keuze probleem: Welke (nederlandse) archivaris mag echt niet ontbreken in de...
Beste collega's,
Het Noord-Hollands Archief heeft, alweer twee jaar geleden, een Programma van eisen voor de Virtuele Studiezaal laten opstellen door Ivo Zandhuis. We hadden behoefte aan een toetsingskader voor de verschillende (deel)projecten op dat gebied, zoals implementatie van de Archiefbank van MAIS-Flexis en de ontwikkeling van een integrale zoekfunctie door al onze (meta)data.
Het lijkt ons nuttig enerzijds aan dat rapport meer bekendheid te geven en anderzijds de mening van anderen erover te polsen. We hebben het daarom gepubliceerd op onze website en brengen het hier in (zie bijlage) om feedback te krijgen van de archief 2.0 community.
Graag zie ik jullie reacties.
Herman Oost
Reacties
Bedankt voor het delen, Herman! Dat ga ik eens op m'n gemak lezen (en dan natuurlijk reageren).
Heb je er bezwaar tegen als ik jouw document ook in onze bestandenbox zet?
Herman,
Kun je aangeven wat er sinds het uitkomen van het rapport mee gedaan is ?
@Herman: Vanmorgen heb ik het plan doorgelezen en het ziet er erg degelijk uit. Als jullie uiteindelijk deze functionaliteit kunnen aanbieden, dan heb je een flinke slag gemaakt. Mooi!
In die degelijkheid schuilt, naar mijn gevoel, ook een beetje het manco: ik mis iets innovatiefs, iets 'spetterends'.
Op grote delen vind ik het plan niet echt 'out of the box', nog sterk gericht op de traditionele studiezaal, bijvoorbeeld als het begrip 'virtuele studiezaal' wordt afgebakend (blz. 3). Al in 2007 betoogde ik bijvoorbeeld al op het BHIC dat onze 'studiezaal' het internet zal zijn. Dat daarbinnen wel een bepaald 'hoekje' zal worden ingeruimd voor onze collecties en functionaliteit daaromheen en zo, maar dat dit maar een klein hoekje is van de ruimte die onze klanten/bezoekers zullen aanwijzen en gebruiken als de 'virtuele studiezaal'.
Kortom: in mijn ogen is het voorliggende programma van eisen, het programma voor dat hoekje.
Bij de rolverdeling (eveneens blz. 3) is me wel duidelijk dat gebruikers van rol kunnen veranderen, maar niet in hoeverre je dat wilt faciliteren. Hoe groot is bijvoorbeeld de groep die wel eens van rol verandert? Is daar onderzoek naar gedaan? (Op het BHIC is aan de hand van klikpaden op de website een en ander bekend.) En in hoeverre zit eventuele functionaliteit op dat punt vervolgens andere gebruikers 'in de weg'?
Op blz. 14 gaat het verder over die integratie, bijvoorbeeld hoe snackers verleid kunnen worden door een link om een soort ondiepe graver te worden. Maar hoe hoog acht je het risico dat de snacker na het volgen van die link simpelweg teleurgesteld wordt, zich bedenkt dat dit blijkbaar toch niet voor hem/haar is bedoeld, en afhaakt? In dit verband is ook de keuze belangrijk voor het al dan niet 'afsplitsen' van de virtuele studiezaal van de 'normale' website, waarover verschillende keren wordt gesproken.
Iets anders, en in mijn ogen veel belangrijkers: tijdens het lezen van de leeswijzer (blz. 2) begon me al te dagen dat de digitale studiezaalmedewerker is 'vergeten'. Op blz. 16 gaat het over de implementatie en wordt dat helaas bevestigd. Het gaat vooral over techniek. Als voorbeeld daarvan: op blz. 12 gaat het over 'interacteren', over vraag en antwoord faciliteren via een forum, met een 'speciale rol' voor een medewerker die 'dienst' heeft in de 'virtuele studiezaal'. Wat is die rol dan? Waarom 'diensten'? Hebben medewerkers de competenties wel om die rol te vervullen? Welke zijn dat trouwens? Bestaat het gevaar niet, dat er straks een moderne studiezaal is gebouwd vol snufjes waarmee het personeel eigenlijk niet echt overweg kan. Of in ieder geval niet voldoende om er alles uit te halen wat er in zit?
Misschien sluit dit aan bij mijn eerdere punt, het weinige 'out of the box' denken. Er wordt voor mijn gevoel erg uitgegaan van de huidige 'fysieke' situatie. Het meest duidelijk wordt dat op blz. 12, als het gaat over de digitale bezoekerskaart. Omdat van de oude situatie wordt uitgegaan, wordt misschien ten onrechte gedacht dat medewerkers met dezelfde competenties als nu gebruikt in de fysieke studiezaal, ook de virtuele bezoekers wel kunnen bedienen. (En misschien klopt dat ook wel, als je bij het bouwen van die virtuele ruimte dicht tegen de fysieke situatie aan blijft zitten!)
Maar misschien maken de mensen deel uit van een ander plan.
Op blz. 6 wordt gesteld dat het onderzoeksdossier van oudsher in een fysieke map wordt gevormd, maar dat dit in de virtuele studiezaal zich naar een digitale omgeving zal verplaatsen. Ik begrijp deze passage niet goed, want verreweg de meeste onderzoekers zitten al jaren en jaren met de laptop naast zich op onze studiezalen en leggen alle informatie direct digitaal vast, knippen en plakken vanaf onze website en vanuit onze toegangen, fotograferen, indiceren en wat al niet meer.
Waar het programma van eisen vervolgens verder ingaat op het digitale dossier (het profiel) vraag ik me dus af in hoeverre je je pijlen niet beter kunt richten op het beter faciliteren van de bestaande werkwijze van onderzoekers met 'digitale dossiers'. Bijvoorbeeld door records uit je genealogische database als Gedcom-informatie te laten exporteren, door scans van foto's samen met de juiste metadata te laten downloaden enzovoort. (Op blz. 14 wordt de uitwisselbaarheid van dossiers behandeld; dit stuk vind ik erg goed. Ik vraag me af in hoeverre hiervoor Archieven.nl gebruikt kan worden.)
Even terug naar blz. 7, want daar wordt heel veel beweerd over de wensen van de gebruiker. Maar uit welk onderzoek blijken die wensen?
De daadwerkelijke functies en eisen vind ik, tot slot, wel erg uitgaan van het proces 'zoeken & vinden' (dit wordt ook uitgelegd trouwens). Zo vraag ik me af waarom een gebruiker met een profiel niet direct op een 'gepersonaliseerde' startpagina terechtkomt (of kan komen), met daarop zijn geopende 'dossier', maar ook opties om direct verder te zoeken. Je bureaublad als het ware. Misschien komt dit nog terug bij de verdere uitwerking van die andere processen ('verzamelen' en 'interacteren').
Nou, het is nog een heel verhaal geworden. Ik vond het in ieder geval erg interessant om kennis te mogen nemen van jullie plannen. Het ziet er - als je door mijn kritische kanttekeningen heenkijkt - prima uit en ik ben benieuwd hoe dit project verdergaat. Bedankt voor het delen! En hopelijk heb je baat bij mijn feedback. Succes!
Een heel positief punt in het verhaal van het Noord-Hollands archief vind ik het verwijzen naar rollen. Heel vaak worden "personae" gebracht alsof het statische categorieën zijn die als het ware in een hokje zitten en daar niet meer uitkomen. Christian hoopt juist uit het hokje te komen en ik ook. Dat is echter vaak gemakkelijker gezegd dan gedaan. De vergelijking van een meer statisch object als een fysieke studiezaal met een persoon die het ene moment opereert als "grasduiner" (blijf dit overigens een non-categorie vinden, een wel heel ruime container die ook andere categorieën kan insluiten, dus geen uitsluitende categorie vormt) gaat volgens mij mank (zie pagina 3). Diezelfde "grasduiner" kan op het ene moment als "snacker" opereren, maar vervolgens als "diepe graver". Een fysieke studiezaal kan ook multifunctioneel zijn, maar toch is een persoon vermoedelijk nog "kameleontischer".
Hoewel het besef van de rollen er is, lijkt dat mijns inziens nog consequenter in de tekst te kunnen worden verwerkt. Een "ondiepe graver" kan een incidentele bezoeker zijn die snel informatie wil,maar ook een beginner die wel degelijk wil leren graven. En ook een diepe graver wil soms alleen maar een bepaald document ophalen. Dus de delen wat ze weten, willen en kunnen zijn complexer en zouden meer mogelijkheden moeten bieden dan nu geschetst. Anders is het risico dat we blijven hangen in een paar aannames en andere zaken over het hoofd zien.
In die trant kun je doorgaan of leren altijd van etiketten als "leuk" moet worden voorzien. Of onbekende paden oninteressant zijn, of laaghangend fruit in de vorm van snel zoeken of snel voor je laten zoeken altijd de voorkeur verdient en ga zomaar door. Een educator kan bijvoorbeeld heel goed weten wat een archiefdienst is en hoe die werkt. Dus de exercitie is pas af als de verschillende statistische mogelijkheden zijn verwerkt.
Wat ik ook mis is de vraag of de bezoekers/gebruikers graag centraal willen werken of toch liever de eigen middelen als basis houden. Want het Zwitsers zakmes hoeft ook niet topzwaar te worden. Gaat het primair om het zoeken of juist ook om het delen? Want delen kan op veel manieren. Denk aan andere platforms, het eventueel kunnen uploaden van de eigen informatie en ga zomaar door.
Het lijkt me belangrijker dan er adequate instrumenten worden geboden en dat voldoende duidelijk is (gemaakt) waar de verschillende instrumenten voor dienen. Bij thematische gidsen mis ik doorgaans de opmerking dat een thematische keuze altijd inhoudt dat er een voorselectie heeft plaatsgevonden en dat de toegang/archiefinventaris in principe een meer algemene toegang voor de verschillende doelgroepen biedt. En dat je bepaalde informatie ("verstopt" in seriemateriaal) eerder via die algemene toegang zult kunnen vinden. Zelf klauteren via de stam naar de takken of bladeren kan andere informatie leveren die ook nuttig is. Juist dat ontgaat de personen die hun eerste schreden op het pad van het bronnenonderzoek zetten nog vaak.
En of we moeten streven naar "alles digitaal" weet ik niet. Er kleven ook kostenaspecten aan de technische haalbaarheid en zo is er nog veel meer te bedenken. De digitale middelen bieden fantastische mogelijkheden om te zoeken en dingen met elkaar in verband te brengen, maar daarmee lijkt papier me niet bij voorbaat waardeloos geworden. In "This is not the end of the book" (interview met Umberto Eco en Jean-Claude Carrière) staat de vraag "Has film killed painting?" Kortom, een nieuw instrument is een ander instrument lijkt me en moet niet te snel in hokjes van beter of slechter, of het verleden versus de toekomst terecht komen.
Dus het plan lijkt me op de goede weg, nu nog verder doorontwikkelen.
@Herman
Prima, dat idee van sporen volgen van Christian (de klikpaden) kan inderdaad een idee zijn om te kijken hoe mensen reageren en tegen welke hindernissen ze eventueel aanlopen. Eigenlijk zou je ze dan ook moeten kunnen vragen waarom ze afhaken en of ze dat met virtuele hulp niet zouden hebben gedaan. Het ene archief kan ook een ander publiek hebben dan het andere. Dat lijkt me altijd een punt van aandacht. Zou dus als een test kunnen worden ingezet. Vroeg testen is altijd handig.